Perspectief 2019-43

Perspectief 90 “Moge de Heer de Kerk bevrijden van pelagianisme” neer op ‘gewone’ gelovigen omdat die de finesses van bepaalde leerstellingen veelal niet inzien. In werkelijkheid verstrikken ze zich echter in “een encyclopedie van abstracties” (37) en trachten ze het mysterie van het geloof te domesticeren en naar hun hand te zetten (40). Ze verliezen daarbij uit het oog dat dat niet kan, omdat ons niet alle antwoorden gegeven zijn en wij ook niet degenen zijn die bepalen wanneer en hoe wij God ontmoeten (41). In de geschiedenis van de kerk is het intussen altijd duidelijk geweest dat onze graad van heiligheid en volmaaktheid niet afhangt van onze kennis of begripsvermogen maar van de diepte van onze liefde (36). Het beginsel van de incarnatie maakt ons duidelijk dat de vragen en het leed, de gevechten en dromen, de strijd en zorgen van het volk herme- neutische betekenis hebben. Het kan voor gelovigen met een hoger opleidingsniveau een verleiding zijn (reeds door Johannes Paulus II als zodanig benoemd) om zich superieur te wanen ten opzichte van andere gelovigen, daarbij vergetend dat theologie en heiligheid onafscheidelijk bijeen horen. De tweede nog steeds actuele ketterij die Franciscus onderscheidt, is zoals aangegeven die van het neopelagianisme (47-62). De macht die de gnostici toekenden aan het ver- stand, werd later toegekend aan de menselijke wil of krachtsinspanning. “Zo ontstonden de pelagianen en semipelagianen” (48; interessant is dat Franciscus ook die laatste stro- ming ondubbelzinnig afwijst; dat is weliswaar geheel in lijn met de leertraditie van de Kerk, maar protestanten menen nogal eens dat de kerk van Rome weliswaar niet pelagiaans maar dan toch wel semi pelagiaans is). Het mag duidelijk zijn dat de exhortatie met het aanwijzen van deze “subtiele vijand” dicht nadert aan datgene wat men tijdens de Dordtse Synode als Leerregels als zodanig zag: het remonstrantisme, dat men ook al als een her- leving (semi)pelagiaans denken ervoer. Niet minder dan acht keer worden in de Leerregels Pelagius, pelagianen en ‘pelagiaanse dwalingen’ afgewezen, onder verwijzing naar diens veroordeling in de vroege kerk. De overeenkomst gaat verder dan dat ze slechts termino- logisch zou zijn. Opmerkelijk is dat Franciscus ter ondersteuning van zijn visie naar Romeinen 9 verwijst – precies het hoofdstuk dat de twistappel vormde in de theologische strijd tussen Arminius en Gomarus die uiteindelijk tot de Dordtse Leerregels leidde. 27 De (neo)pelagianen vergeten volgens Gaudete et exsultate (47) dat alles “niet afhangt van de wil, noch van de inspanningen van de mens, maar van Gods ontferming (Rom. 9:16)”. Hoe- zeer het hem menens is, blijkt wel als hij aan het slot van het betreffende hoofdstuk nog

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=