Perspectief 2019-43

2019-43 Thema - Gave en vruchten van de Geest in oecumenisch verband Dr. Jos Moons sj 59 in al die gevallen is je eigen overtuiging niet doorslaggevend. Andere mensen moeten het in je zien. En nadat andere mensen het in je gezien hebben moet je het ook waar maken. En dat alles met de grootst mogelijke nuchterheid: als andere mensen het niet in je zien, of als het er niet uit komt, dan is het niet jouw charisma; dan is dit niet jouw manier van bijdragen aan de opbouw van de kerk. 2.2 De geschiedenis Beste mensen, we hebben tot nu toe twee dingen gedaan: gesproken over de prioriteit van de Geest, en vervolgens gezien hoe de notie van charisma’s een soort good practise is: hier zien we dat de Geest centraal staat. Hij is actief betrokken in de kerk, op zo’n manier dat hij de kerk leidt (letterlijk zo in de tekst!); voor zover de hiërarchie uiteraard ook een bijdrage heeft, is dat in deze tekst, die we hier bespreken, omdat de Geest de kerk leidt door de hiërarchie, en bovendien heeft het dan die rol met en naast gelovigen-met-cha- risma’s. Voordat we verder gaan met de praktische betekenis van deze overtuiging wil ik nog heel even bij de tekst stil staan, met name bij de geschiedenis van de tekst. Dat maakt namelijk duidelijk dat er wat op het spel stond, en dat de notie van charisma’s in feite revolutionair was. En misschien nog wel is. Er was op het concilie namelijk een scherpe discussie over het thema van de charisma’s. Volgens de traditionalistische minderheid op het concilie waren charisma’s iets van de begintijd van de kerk, niet van heden. Dus wel in de periode dat de kerk groeide; het bijbelse bewijs daarvoor is onomstotelijk (denk aan Romeinen 12 en 1 Korinthiërs 12); maar nu niet meer. U voelt al aan waarom de traditionalisten dat zeiden: nu volstond de hiërarchische leiding van de kerk. Dat nuanceerde men door toe te geven dat er ook sinds de begintijd van de kerk nog wel charisma’s geweest waren, maar dat waren dan steeds uitzonderlijke charisma’s; dus van de heilige Franciscus, maar niet van Jan met de pet. Laat staan: Ingrid met de pet. U voelt onmiddellijk alweer aan waarom men dat zei: voor zover die charisma’s er toch wél geweest waren na de begintijd van de kerk waren ze uitzonder- lijk; en dus waren ze geen bedreiging voor de hiërarchische leiding van de kerk. Daar tegenover stond een vlammend betoog van de Belgische kardinaal Suenens waarin hij precies het omgekeerde beweerde. Zonder charisma’s is de kerk arm en onvruchtbaar, zo Suenens letterlijk. Charisma’s waren iets van alle gelovigen, van alle tijden, en zowel

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=