Perspectief 2018-42

Perspectief 20 Het levenseinde: de ander echt» de weg uit te stippelen. Ik kan voorzichtig en in de beproeving instemmen met wat alleen hij als zijn plaats van autonomie en herstel bepaald heeft. Volgens mij is dit ook het uitzicht dat Hans Urs von Balthasar aanreikt als hij de tragedie kenmerkt als een tegenstrijdigheid, volledig blootgesteld zijn aan de ander 36 die alleen en gedeeltelijk deze tragedie kan opheffen: « … het is de extreme voorstelling van buiten zichzelf ge- plaatst zijn: de mens wordt een voortdurende vraag gericht aan de goden en aan mensen, zijn gelijken: zullen zij medelijden met hem hebben of niet? Zullen zij na rijp beraad gast- vrijheid bieden of niet ?» 37 Opnieuw worden wij hier verwezen naar de notie van het onuitsprekelijke, het onverklaarbare 38 en de vrijheid om autonomie theologisch te vertalen alsof de daad van overtreding heeft geleid tot een soort van overschrijding die verder gaat dan de enige reden waarom we – en dit is inderdaad de paradox van ons probleem – verantwoording moeten afleggen aan onszelf – voor onszelf en voor God, in ons geweten – en voor anderen om het binnen de horizon van een ethische daad te houden. 6 Uitdagingen voor het geloof en de theologie Wij zijn er ons bewust van dat het nadenken over de manier waarop «christenen» aan het einde van hun leven beslissingen nemen en de verkenning van de daarvoor beschikbare ankerpunten, een delicate kwestie blijft en intellectueel op zijn minst op persoonlijk vlak onopgelost blijft. Vandaar het belang om het laatste deel van onze «opdracht» te overwe- gen: welke uitdagingen? Volgens mij zijn ze van tweeërlei aard: de uitdagingen die betrekking hebben op het leven van de gelovige in de samenleving, in de Kerk en zij die betrekking hebben op de moraaltheologie als zodanig. 6.1 Een voorstelling van het leven, van de ouderdom Hoewel de aanwezigheid van kwetsbaarheid en oud worden een maatschappelijke kwestie is, is het ook een uitdaging voor het begrijpen van het leven vanuit het geloof. In de con- textuele analyse zagen we dat de geneeskundige praktijk geleidelijk aan tot een aanzienlijke verbetering van de levensomstandigheden geleid heeft. Daardoor is het voor veel tijdgenoten complexer, zo niet onmogelijk geworden, om de grens, de broosheid van de leeftijd, de fysieke en/of psychische veranderingen en de nakende dood als wezenlijke en normale dimensies van het bestaan te beschouwen. Op dit vlak lijkt het geloof weinig hulp te bieden en de geloofsrelatie is vanuit ons standpunt gezien een ware uitdaging.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=