Perspectief 2018-42

Perspectief 18 Het levenseinde: kunnen vertrouwen op een uitzicht in een tragische situatie, hebben we te danken aan Nathalie Sarthou-Lajus. Zij verwoordt: «Het is aan de kant van ontreddering dat de tragi- sche mens zijn grootheid of zijn vervloeking toont. Het tragisch gevoel hangt samen met de bewustwording van het ambivalente van deze excessen. Doorheen een lange reeks beproevingen ontdekt de tragische mens dat hij niet is wie hij dacht te zijn. Hij is verdeeld: hij verlangt hartstochtelijk naar wijsheid en leeft in de grootste blindheid, hij neemt het kwaad voor iets goed, de leugen voor waarheid. Hij is van nature een dubbel wezen, ver- vuld van onoplosbare tegenstrijdigheden, in staat om van de edelste verlangens naar de ontketening van ongebreideld geweld te kantelen». 30 Deze opmerkingen zijn grotendeels gelijklopend met deze van de vergelijking tussen de hierboven genoemde vormen van autonomie die de kans lopen elkaar teniet te doen. De grootheid en de vervloeking van de medicus bestaat hierin dat hij een vraag beantwoordt waarover hij liever nooit had willen beslissen. Hij kan ook, overmand door ontreddering, zich als meester over de auto- nomie van de ander opstellen, door niet op zijn vraag voor levensbeëindiging in te gaan: wat denkt de patiënt wel over mij, dat hij mij zijn dood vraagt? Tegenover zo’n vraag zal de medicus dezelfde innerlijke verdeeldheid ervaren, zowel binnen de structurerende waarden van zijn beroep als in zijn menselijke en gelovige identiteit, vanaf het moment dat hij uitgenodigd wordt om het lijden van de ander tegemoet te treden. Want waar schuilt in dergelijke situatie de wijsheid? In de weigering te luisteren, in het medelijden, en hoe vergaand? De auteur spreekt van een blindheid. Is dit hier ook aan de orde? Volgens mij kunnen we deze vraag negatief beantwoorden als de overtreding benoemd en ervaren wordt als wat ze is: een gewelddadige tragische situatie die zich aan de rede en het han- delen opdringt. 31 Wellicht is het hier van belang dat de persoon die de vraag stelt, zich bewust is van het geweld dat hij eist van de medicus – instrumentalisatie is altijd mogelijk – want euthanasie is geen «dienstverlening» maar een oproep tot een engagement dat destructief kan zijn voor de medicus. Het is zoals N. Sarthou-Lajus het goed uitdrukt: «de tragische mens is zowel dader als slachtoffer van zijn noodlot. De tragedie openbaart het mysterie van de oorsprong van het kwaad dat ik net zozeer pleeg als onderga». 32 Door de altijd onmiskenbare verwonding van degene die de daad uitvoert, tonen deze twee assen volgens ons goed wat de arts ten diepste toe bij zo’n verzoek kan ervaren. Het is zo intiem dat men zich kan afvragen of

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=