Perspectief 2018-42

2018-42 Prof. Dominique Jacquemin 17 rekening houdt met de ander – de nabije omgeving, de arts en de betrokken zorgverle- ners. Dringt de patiënt om redenen die eigen zijn aan zijn subjectief fysiek en/of psychisch lijden zijn visie op zijn eigen bestaan niet aan de ander op, door hem met zijn beslissing om een einde te maken aan zijn leven, een daad te doen stellen die onvoldoende past in de the- rapeutische verbintenis omdat hij, om eraan toe te geven, in zekere zin «de ander dwingt» te erkennen dat het leven zinloos, volgens sommigen zelfs onwaardig, is geworden? Dit aspect van de beslissing is volgens mij onderbelicht alsof in naam van de zelfbeschikking van de patiënt, de zorgverstrekker steeds minder aanspraak kan maken op zijn eigen au- tonomie, die door de gewetensclausule in de Belgische wet 28 toegelaten is. Dit is een echte uitdaging waar we wat verder nog op terug komen. 5.2 De problematiek van «vergeving» Het is in dit opzicht dat, zelfs als een gewetensbeslissing niet als goed kan beoordeeld worden maar paradoxaal genoeg in die concrete situatie als een nagestreefd goed ervaren wordt, de vraag naar vergeving moet opengelaten worden. 29 We zijn ons bewust van de complexiteit van onze uitspraak, maar is het niet de opdracht van een theoloog, ook al is dit in bepaalde kwesties een ondankbare taak, om iets ten gronde door te denken? Zeker niet om «academisch te schitteren» maar om zo goed mogelijk de vragen aan de «rand» van het bestaan en het concrete leven van de betrokken christenen ter harte te nemen. Als deze gedachtegang over overtreding vanuit christelijk perspectief kan verstaan worden vanuit de plaats die gewoonlijk toegekend wordt aan het geweten, volstaat het dan een beroep te doen op het geweten om de autonomie van de christelijke arts te erkennen? Er is dus nog een paradox waar we moeten over nadenken: als hij zeker is dat hij in geweten “iets goeds” gedaan heeft in de gestelde daad, is de daaruit voortvloeiende psychische, spirituele, morele onrust voor sommigen dan niet het spoor van een noodzakelijke herbe- vestiging van de arts op geloofsvlak? Als een christelijke beroepskracht zijn autonomie aanvaardt en in geweten instemt met de vraag om het leven te beëindigen omdat hij geen controle heeft over de autonomie van de ander, zou hij dan geen plaats moeten laten aan een Andere die we vanuit theologisch perspectief midden de tragiek vergeving zouden kunnen noemen? De overtuiging dat we

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=