Perspectief 2018-39

2018-39 Symposium: De impact van de Hervorming in onze kerken Dr. Jelle Creemers 86 Reag eer lidmaatschap van de kerk vaak nauw verbonden is met volk of cultuur. Vrije kerken staan uitdrukkelijk een keuzechristendom voor, waarbij je ervoor kiest om je bij een kerk aan te sluiten. Evangelische vrije kerken praktiseren dan ook dikwijls een ‘geloofsdoop’: enkel wie van zijn of haar persoonlijke geloof kan getuigen, wordt gedoopt en lid van de kerk. Naast deze nadruk op vrije keuze in lidmaatschap, staan vrije kerken vaak ook nog andere vor- men van ‘vrijheid’ voor. Vrije kerken, ook in België, zijn erg op hun lokale autonomie gericht. Ze aanvaarden moeilijk bovenlokaal gezag, hetgeen tot grote variëteit en ook soms tot grote problemen leidt. Ook willen vrije kerken typisch afstand tot de overheid bewaren. De Belgische situatie, waarin een twintigtal evangelische kerken een voorganger hebben betaald door de overheid, laat zien dat al deze ‘vrijheden’ ook relatief zijn en ker- ken best pragmatisch zijn. Tenslotte zijn vrije kerken vaak zeer vrij in hun organisatie en liturgie. Kerken worden meestal geleid door een team van zogenaamde ‘oudsten’, die worden aangesteld in een democratisch proces. En niet alleen in kerkstructuren is de stem van de ‘gewone’ kerkleden van fundamenteel belang: zij zijn vaak ook degenen die de diensten leiden, prediking verzorgen, brood en wijn bedienen, enzovoorts. Evangelische vrije kerken kunnen zeker als kinderen van de reformatie worden beschouwd, zelfs van een zogenaamde radicale reformatie: ze stellen alles wat door de traditie is over- geleverd structureel in vraag. Dit impliceert nog twee kenmerken, die voor de oecumene en voor mijn hoofdvraag cruciaal zijn. Evangelische vrije kerken zijn ook restaurationistisch en opwekkingsgericht. Met restaurationistisch bedoel ik dat men de neiging heeft om bij alle vragen over leer en leven, zowel voor het individu als voor de gemeenschap, naar antwoorden te zoeken in de vroegste kerk, zoals die in het Nieuwe Testament beschreven wordt. De kerkgeschiedenis is als een geschiedenis van een steeds zoekende en falende gemeenschap van zeer weinig belang. Het ideaal waarnaar steeds gestreefd wordt is her- stel, restauratie, van een vroegchristelijk ideaal. Met opwekkingsgericht bedoel ik, tenslotte, dat er steeds de hoop en verwachting is dat God iets bijzonders gaat doen en door zijn Geest weer velen zal aanraken en tot inkeer brengen. Vaak wordt gezocht hoe de Kerk tot zo’n opwekking kan bijdragen: door veel gebed en vasten? Door haar leer of het leven van haar leden zuiver te houden? Zijn er gebruiken of leerstellingen verloren gegaan, die essentieel zijn voor een vruchtbare kerk, zoals het gebruik van tongentaal of het installeren van bepaalde ambten? Of hoe kunnen

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=