Perspectief 2017-38

2017-38 Authenticiteit als probleem van christendom en democratie 17 Reag eer publieke cultuur van representatie te scheppen waarin zowel religie als politiek gestalte krijgen. Authenticiteit zonder oriëntatie op een horizon van morele waarheid in de politiek en geloofswaarheid in de religie, doet de publieke cultuur haar spankracht verliezen. Als religie geen oriëntatie op waarheid meer heeft, maar uitsluitend op zelfbepaling, zelfontplooiing en authenticiteit, kan ze geen motiverende en oriënterende functie meer vervullen voor participatie in de publieke zaak en het zich bewegen in de publieke ruimte. En als politiek van haar geen oriëntatie op waarheid heeft, betekent dit dat ze geen integrerende functie meer kan vervullen, dat mensen geen verantwoordelijkheid meer voor elkaar nemen, en dat aldus sociale uitsluiting bevorderd wordt van hen die verantwoordelijkheid niet of in te beperkte mate kunnen dragen. Zo bezien zijn de problemen van religie en democratie gezamenlijke problemen. Zowel religieuze als politieke ambten worden hierdoor nagenoeg ‘ ondraaglijk’. Daarbij is een terugkeer naar de jaren vijftig - het tijdperk voor het anti autoritarisme geen remedie. De wijze van vertegenwoordiging moet daarentegen opnieuw onderhandeld en gestructureerd worden. Het streven naar morele deugd - waardoor mensen boven zichzelf uitgroeien tot excellentie in verbondenheid met anderen - taant wanneer authenticiteit in een cultuur als absolute waarde wordt gehanteerd. Het kernpunt is het vermogen zich te laten representeren door een plaatsbekleder, die participeert in de betreffende domeinen van religie en politiek, en hierin zelf waarheid als horizon hanteert, zich laat uitdagen tot excellentie in plaats van zelfexpressie, en via passende publieke communicatie de bevolking doet delen in zijn participatie en dus de eigen voorlopigheid benadrukt. Dit veronderstelt vertrouwen van de burger in de representant. Harrie Kuitert had dus gelijk: ‘ zonder geloof (vertrouwen) vaart niemand wel (Kuitert, 1974) , en ‘alles is politiek, maar politiek is niet alles (Kuitert, 1985) – alleen anders dan hij met zijn moderne tweerijkenleer dacht. Morele deugden in het publieke domein vooronderstellen - behalve de klassieke deugd van de prudentie met het daarin vervatte vermogen tot anticipatie - niet alleen een stoïcijns vermogen tot zelfbeheersing, maar ook het vermogen en de bereidheid tot het nemen van plaatsbekledende en dus tijdelijke verantwoordelijkheid in politieke ambten. Een morele grondslag hiervoor is te vinden in de theologie en ethiek van de

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=