Perspectief 2017-35

2017-35 “Koomt dezen dag blijmoedig vieren aan Willibrordus toegewijt” 33 Reag eer en Stephanus was daarin alleen plaats voor Willibrord. Het gezang Aan U, dien wij heden vieren was ontleend aan de bundel van Kuiper van der Stam uit 1827. Hierin wordt Willibrord dankbaar bezongen als de brenger van het evangelie. In de tweede helft van de 19 e eeuw werden er uit de al genoemde verzameling van Kuiper van der Stam veel gezangen geselecteerd voor de dan verschijnende nieuw gedrukte gezangboeken. Een aantal van hen worden (gewijzigd) tot op vandaag binnen de Oud- Katholieke Kerk van Nederland gebruikt. Dit selecteren en wijzigen begon al in 1860 met het gezangboek Godsdienstige Gezangen, voor Katholieken. Als enige Nederlandse heilige kreeg Willibrord een gezang: “Aan U, die wij heden vieren”. Hierin is van Willibrords bisschoppelijke waardigheid geen spoor: hij is de evangelieverkondiger. Een ander Willibrordlied van Kuiper van der Stam is Nu de lofzang aangeheven . Dit lied was eerst bestemd voor de feestdag van de H.H. Bonifatius en zijn metgezellen en moest voor zijn nieuwe functie wel een aantal ingrepen ondergaan. Het kreeg een plaats in het veel gebruikte gezangboek R.E.Z. 1879. Willibrord werd in het opschrift Apostel en Patroon der Nederlanden genoemd. Het laatste couplet luidde oorspronkelijk: “Blijft voor Neerlands Kerk steeds waken, / Door uw leer, uw zorg gesticht, / Bid, dat ze eenmaal moog geraken / Tot het onverganklijk licht, / Dat geen leed haar moog genaken, / En zij voor geen dwaling zwicht!”. De laatste twee regels werden herhaald. Op dezelfde eenzame plaats als enige Nederlandse heilige met een eigen gezang bleef Willibrord staan in het Katholiek Gezangboek voor kerkelijk en huiselijk gebruik uit 1897. Ook hier werd een lied van Kuiper van der Stam opgenomen: “Komt, Nederlanders! Komt, geloovig volk!” Dit was het oorspronkelijke Willibrorduslied van Kuiper van der Stam! Hier verschijnt Willibrord niet alleen als apostel, maar ook als kerkstichter: “Verheug u, Utrecht’s Kerk, door hem gesticht!” Merkwaardig is in vers 6 de zin: “Ach! mocht gij hen, die zonder herder dwalen, / Het zwervend kind, dat ’s vaders huis veracht, / Op zijn gebed eens zien teruggebracht.” Dit couplet stamt uit het manuscript van Kuiper van der Stam uit 1827. In dat jaar hadden de rooms-katholieken die niet bij de Oud- Bisschoppelijke Cleresie behoorden nog geen eigen bisschop. Hier verwijst de dichter

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=