Perspectief 2017-35

2017-35 “Koomt dezen dag blijmoedig vieren aan Willibrordus toegewijt” 29 Reag eer Een kenmerk van de neo-gallicaanse boeken was dat al de niet op bijbelteksten gebaseerde antifonen bij de psalmen en de cantica vervangen werden door antifonen die wel aan de bijbel waren ontleend. Het enige “vrije” werk in dit brevier waren de hymnen. Wie de dichter van deze hymnen was, is onbekend. Wellicht was het Willibrordus Kemp of één van de Fransen uit zijn omgeving. In de hymnen van de metten, lauden en tweede vespers wordt de levensweg van Willibrord – letterlijk van de moederborst tot in het graf – poëtisch naverteld. De hymne van de eerste vespers O vos qui Batavas is wat algemener, het beperkt zich tot het oproepen van het Nederlandse volk om de feestdag van de grote geloofsverkondiger te vieren. In de derde nocturne wordt Marcus 16, 16-20 gelezen, de zendingsopdracht van Christus aan de apostelen. De priesters uit het bisdom Utrecht hadden op een zeer groot aantal dagen per jaar de mogelijkheid na de lauden en de vespers aan hun eigen grote heiligen te denken. In het brevier was namelijk Ad implorandum suffragium SS. Willibrordi et Bonifacii opgenomen. Dit suffragium bestond uit voor beide getijden verschillende antifonen, die de lof van de heiligen bezongen en met een gebed eindigden. Het Utrechtse brevier werd tot in de 20 e eeuw op het Amersfoorts seminarie voor het getijdengebed gebruikt en was voorgeschreven voor het privé bidden van de getijden door de geestelijken. Gemeenteleden merkten niet veel van dit alles, want in de parochies werden de vespers gezongen volgens de Romeinse boeken met de toevoegingen van Rovenius. Enkele onderdelen van het Utrechts brevier drongen echter wel in de gezongen vespers van de parochiekerken van de Cleresie door. In 1772 werd voor de Cleresie het Latynsch en Nederduitsch Vesper-boek voor alle de dagen des jaars uitgegeven. Het boek was samengesteld “Volgens het Roomsch en het Nederlandsch Getydenboek.” De invloed van het laatste op de teksten is echter nogal gering, maar blijkt wel juist op 7 november. De antifonen waren dezelfde als die van Rovenius, maar de hymnen waren die van het Breviarium Ecclesiasticum . “Roomse” antifonaria met Cleresiehymnen! Met deze hymnen is ook nog iets bijzonder opvallends aan de hand. Zij kwamen namelijk ook al eerder voor in enkele veel verspreide liturgische boeken die merkwaardig genoeg

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=