Perspectief 2017-35

2017-35 “Koomt dezen dag blijmoedig vieren aan Willibrordus toegewijt” 27 Reag eer protestantse reformatie al of niet had doorstaan en dus al of niet het recht had op een eigen bisschop en op de keuze daarvan. Ter weerszijden van het grote orgel werden ook nog eens de levensgrote beelden van Willibrord en Bonifatius gehangen. Willibrord in de liturgie van de 18 e -eeuwse Cleresie De eigenlijke liturgische verering van Willibrord nam in de 18 e eeuw een nog hogere vlucht dan in de 17 e eeuw. In 1731 publiceerde pastoor Willibrordus Kemp (1678-1748) van de Utrechtse Sinte Gertrudis De Getyden of de Bedestonden , dat in de eerste plaats bedoeld was voor de klopjes van de Mariahoek te Utrecht. Hij had voor de vespers, metten en lauden eigen hymnen geschreven. Nadrukkelijk vermeldde Kemp dat Willibrord “Zyn Bisschoppelyken stoel quam…in Utregt stellen”. En hij bad: “O Vader Willibrord, bid yvrig voor uw kinderen; / bid dat den vyand noit ‘t geloof, door uw gepland, / hier in uw Bisdom mag uitroeyen, of verhindren; / dat het ten jongsten dag nog zyn mag in ons land.” In de gelijkluidende doxologie van alle hymnen werd een lijn getrokken van de kerk in de tijd van Willibrord naar “deze Kerk”, de kerk in de tijd van Willibrordus Kemp. God werd gedankt voor het wondere werk dat Hij “door d’arbeid, zorg en vuerige gebeden / Van Willibrordus vergund aen deze Kerk.” Willibrord was dus voor Kemp niet alleen de apostel der Nederlanden en een voorbeeld voor zijn klopjes, maar ook de eerste bisschop van Utrecht, die door zijn gebeden bij God nog steeds voor zijn bisdom aan het werk was. Misboeken voor de Cleresie In 1733 had Willibrordus Kemp ook een vertaling van het Romeinse misboek voor de kerkgangers het licht doen zien. Hierin wordt in het formulier voor 7 november in navolging van Rovenius het credo voorgeschreven. Na een korte levensbeschrijving wordt nog eens nadrukkelijk gezegd: “Dezen H. Man is de genen, die ’t geloof in de Nederlanden geplant heeft, het welk zijn heilige Opvolgers hebben begooten, en waer aan Godt den wasdom gegeeven heeft.” Na een oproep om God te danken volgt dan: “en bid hem dat gij onder de vrugten van den Apostolischen arbijd moogt gerekend worden; want niet alle die zeggen: Heere, Heere, zullen ingaan in het Rijk der hemelen.” Dit zou gezien kunnen worden als een vermaning om vooral niet de geloofs- en levenspraktijk van de jezuïeten na te volgen. Deze legde in de ogen van de Cleresie veel te weinig nadruk op de ernst van de zonde en de noodzaak van berouw om de goddelijke vergeving te kunnen krijgen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=