Perspectief 2015-28

2015-28 Over het pessimistische mensbeeld van de jansenisten 63 Reag eer verantwoordelijk worden gesteld voor zijn daden? Dit soort vragen die men samenvat onder de noemer ‘presdestinatie’ ‘uitverkiezing’ of ‘voorbeschikking’, zijn tegenwoordig misschien niet meer zo actueel, maar in de 16 de en de 17 de eeuw was dit hét onderwerp waar de theologen hun pennen over leeg schreven. Daarbij speelde de Reformatie een belangrijke rol. In de kerken die uit deze hervormingsbeweging voortkwamen werd de bemiddelende rol van de kerk bij het verkrijgen van het eeuwig heil afgewezen. De sacramenten waren geen middelen die Gods genade aan mensen meedeelden en er waren ook geen bijzondere ambtsdragers zoals priesters nodig om die te bedienen. Het heil werd door God aan mensen gegeven op grond van hun geloof, sola fide , en de H. Schrift (en dus niet de kerk met haar ambtsdragers) leerde hen hoe te leven, sola scriptura . Dat alles was dus louter genade van God, sola gratia . Nu speelde de strijd om de juiste interpretatie van de genadeleer zich niet alleen af tussen de katholieke en de protestantse kerken. Ook binnen die ene katholieke kerk werd flink gedebatteerd. Het grote Concilie van Trente (1545-1563) had aanvankelijk geprobeerd om de meningsverschillen met de protestanten bij te leggen, maar kreeg gaandeweg een sterker contra reformatorisch karakter. Leden van de in 1534 opgerichte jezuïetenorde speelden hierbij een belangrijke rol. Maar hun methode riep ook grote weerstand op bij oudere religieuze ordes en bij seculiere geestelijken. In Frankrijk concentreerde deze weerstand zich in de kring rond Port-Royal en in de Lage Landen gebeurde dat rond hét kenniscentrum van de katholieke kerk: de theologische faculteit van de universiteit van Leuven. In Leuven koesterde men een lange theologische traditie die zich bezighield met de studie van de werken van de H. Augustinus (354-430). Voor zowel protestanten als katholieken gold deze kerkvader als de onbetwiste autoriteit op het gebied van de genadeleer. Juist in hun polemiek met de protestanten was het voor de katholieken belangrijk om aan te tonen, dat Augustinus’ visie altijd in de katholieke kerk had gegolden en dat nog altijd onverminderd deed. Precies op dit laatste punt bekritiseerde men de jezuïeten, die in Leuven invloed op het universitaire onderwijs probeerden te krijgen. Zij zouden met hun optimistische kijk op de mens het gezag van Augustinus en daarmee van de lange kerkelijke traditie inzake de genadeleer ondermijnen. Hun ethische opvattingen werden ‘laxistisch’ – ‘rekkelijk’ genoemd, omdat ze bij twijfel over de ernst van een zonde eerder

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=