Perspectief 2014-23

Perspectief Prof. dr. Herman Selderhuis 76 tot scepsis, - die ook zichtbaar werd in een veelvoud van spotprenten- 6 , en een daarop- volgende afwijzing van het concilie. Deze scepsis werd gesterkt door het feit dat de reeds lang voor de Reformatie gehoorde oproep tot een algemeen concilie tot nu toe alleen teleurstelling had opgeleverd. Ook reformatoren zoals Martin Bucer en Philipp Me- lanchton, die in de jaren daarvoor bereidheid tot een gesprek getoond hadden en een houding hadden aangenomen die door Luther in de richting van Melanchton als ´Leiset- reterei´ gekwalificeerd werd, uitten zich teleurgesteld en kritisch. Misschien hadden zij de hoop al opgegeven nadat zij zich voor niets sterk voor een vereniging hadden ingezet bij de religiegesprekken. De uitnodigingen tot het concilie – de protestanten werden bij alle drie de zittingen uitgenodigd – werden door de protestantse vorsten geweigerd. 7 De theologen hadden maar te volgen en deden dat ook. Luther had al de toon gezet met zijn “Wider das Papsttum zu Rom vom Teuffel gestiftet” 8 en maakte daarmee heel duidelijk hoe hij het concilie zag. Zijn dood op 18 februari 1546 zorgde ervoor dat dit dan ook als Luthers mening bekend bleef, hetgeen doorwerkte op de houding van zijn leerlingen en collega´s. Nog voor Luthers sterven brachten Johannes Bugenhagen, Caspar Cruciger en Philipp Melanchton, nadat ze gehoord hadden dat het concilie al met haar werk begonnen was, op 11 februari 1545 een geschrift uit waarin zij duidelijk maakten te willen komen, “omdat wij door de keizer daartoe verlangt werden, en de keizer ons verzekerde dat men naar ons zou luisteren als wij op het concilie te verschijnen om de grond van onze leer uiteen te zetten” 9 ,, maar na het bekend worden van de eerste decreten was het beeld voor de protestanten al duidelijk. Melanchton vond het concilie onjuist en de besluiten, in het bijzonder die over de rechtvaardiging tegen het evangelie gericht. Zijn grootste moeite was de veroordeling van Trente van de geloofszekerheid. Trente bracht de gelovigen in vertwijfeling. 10 Hij formuleerde zijn opvatting over het concilie dan zo dat iedereen dui- delijk was wat hij er van vond: „Das wir aber in dises Concilium zu Trient nit willigen, da nicht allein wir nicht gehört werden, Sonder auch andern gelerten und Gottförchtigen 6 Hugo Holstein, Die Reformation im Spiegelbilde der dramatischen Literatur des sechzehnten Jahrhun- derts, Halle 1886, 227-228. 7 Jedin, Geschichte I, 256ff. 8 WA 54 (195), 206-299. 9 CR 6, 45. 10 Melanchthon Werke VI, 319.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=