Perspectief 2013-20

6 2. Onderzoek naar het vroegste gebruik van de uitdrukking ‘katholiek’ De vroegste bewijsplaatsen van de uitdrukking ‘katholieke kerk’ (in de tweede eeuw) tonen mijns inziens niet direct aan dat er een idee van ruimtelijke universaliteit achter ligt. 14 Ofwel werd deze ruimtelijke uitbreiding en universaliteit met aanvullende uitdrukkingen benoemd (wat eigenlijk overbodig is, daar deze al door het woord ‘katholiek’ wordt geïmpliceerd), ofwel werd deze door de context tegengesproken. Hoe moet het dan worden geïnterpreteerd? 2.1 De meerderheid van de onderzoekers wijst de brief van Ignatius van Antiochië aan de gemeente van Smyrna aan als oudste bewijs voor het spreken over de ‘katholieke kerk’. De datering rond de jaren 110-117 wordt echter bestreden in het meer recente onderzoek naar de oorspronkelijke betekenis van de uitdrukking ‘katholieke kerk’ bij de vroege kerkvaders. Reinhard Hübner stelt dat het geschrift later moet worden gedateerd (rond 175) en is van mening dat er een vroeger getuigenis is te vinden in het Martyrium van Polycarpus (rond 155-160). 15 Hoe dit ook zij, de uitspraken van Ignatius vormen gezien de argumentatieve context waarin zij staan een betere bron met betrekking tot het onderwerp. De bisschop spreekt over scheuringen in de gemeente van Smyrna (7, 2) die zichtbaar worden in het feit dat sommigen (vanuit een docetische christologie) de eucharistieviering mijden (7, 1) en zonder de bisschop of zonder diens toestemming godsdienstige bijeenkomsten houden. Dit wordt door Ignatius onder kritiek gesteld, daar juist het vormen van een gemeenschap met de bisschop volgens hem kenmerkend is voor het kerk-zijn van de lokale kerk. ‘Niemand mag iets buiten de bisschop om doen met betrekking tot de kerk. De eucharistie moet alleen worden gezien als geldig (met betrekking tot haar werkzaamheid) 16 onder toezicht van de bisschop of degene aan wie hij dat overlaat. Waar de bisschop is, moet het gelovige volk zijn, zoals ook waar Jezus Christus is, de Kerk is in haar totaliteit. Het is niet toegestaan buiten de bisschop om te dopen of een liefdemaal te houden.’ ( Smyrna. 8, 1-2) 17 De argumentatie werkt vanuit een vergelijking waarin de prescriptieve verbinding tussen bisschop en gemeente (πλῆθος) wordt geplaatst naast de descriptieve betrekking tussen Christus en de ‘katholieke kerk’. Waar Christus is daar is de kerk geheel en volledig, omdat ze door Hem van levenskracht wordt voorzien. De beste onderbouwing hiervan vinden we in Ef. 5, 1, waarin Ignatius de Efeziërs gelukkig prijst, die nauw met hun bisschop zijn verbonden ‘zoals de kerk met Jezus Christus en Jezus Christus met de Vader, opdat alles in eenheid samenklinkt’. In deze verbinding van hemel en aarde representeert de bisschop Christus (bijv. Ef. 3, 2; Trall 2, 1; 11, 2) of God (bijv. Magn. 6, 1; Trall. 3, 1; vgl. ook Pol inscr.) op sacramentele wijze en wel primair omwille van de door Ignatius zo zeer gewaardeerde eenheid van de gemeenschap van gedoopten. 18 Hoe valt nu vast te stellen wat de ‘katholieke kerk’ is in de verhouding ‘gemeente’ - ‘katholieke kerk’, een verhouding die wordt gelijkgesteld aan de verhouding tussen (hemelse) Christus – (aardse) bisschop? Joseph A. Fischer ziet in haar de ‘Himmel und Erde umspannende Kirche’ met Christus als hoofd en onderscheidt haar van de lokale kerk met de bisschop als hoofd. 19 Bauer / Paulsen spreken over de ‚allgemeine(n) Kirche, die in die 14 Dat is ook helemaal niet de betekenis van het Griekse καθόλου of καθολικός (van καθ’ ὅλον). Vgl. bijv. Beinert , Kirchenattribut I, 23v, 27v. en Schoedel , Briefe, 38, met verwijzing naar een zeer toegankelijk werk van Alejandro Garciadego uit 1953. Vaak wordt het woord geplaatst tegenover uitdrukkingen die iets particuliers of gedeeltelijks tot uitdrukking brengen. Vgl. ook Lidell-Scott-Jones , 855v. Vgl. Florovsky, Catholicity, 40 voor het onderscheid tussen καθ’ ὅλου en κατὰ παντός. 15 Hübner , Überlegungen. 16 Bauer / Paulsen , Briefe, 96. 17 Ignatius van Antiochië, Graan van God (vert.: Vincent Hunink; Utrecht: Kok, 2012), 80. De Griekse tekst is te vinden in Linnemann / Paulsen (Hg.), Die Apostolischen Väter, 230. 18 Vgl. ook Schoedel , Briefe, 57. 19 Fischer , Die apostolischen Väter, 211, Opm. 50. Een ‘universele, geografische’ betekenis geeft ook Staats , Kirche, 252.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=