Perspectief 2013-20

54 als ‘religies’ zijn geconstrueerd en geëtiketteerd. Ze moesten als zodanig worden ‘uitgevonden’ en een naam krijgen om zo voor Westerse bestuurders identificeerbaar en beheersbaar te zijn en te passen in de eigen Europese schema’s waarin geen plaats was voor ongrijpbare, ‘inheemse’ levensbeschouwelijke krachten en hun mogelijk kritische potentieel. Met deze etiketten werd op de koloniën in Azië een soort ‘moderne’ scheiding van ‘religie’ en ‘politiek’ los gelaten, ofschoon de werkelijkheid daar juist heel anders was en zeker niet zo afgebakend als in Europa. Dit hoofdstuk leidt tot twee conclusies. In de eerste plaats dat er geen ‘transhistorisch’ en geen ‘transcultureel’ fenomeen van religie bestaat, en in de tweede plaats dat die manier van interpreteren het geweld van de moderne, liberale staat moet legitimeren. De ‘Godsdienstoorlogen’ gingen niet over godsdienst Het derde hoofdstuk is geheel gewijd aan de ontrafeling van de vermeende ‘transhistorische’ dimensie van religie. Cavanaugh gaat daarvoor de ontstaansgeschiedenis van het begrip religie na, waarvan hij vaststelt dat het in de Oudheid niet eens bestond, omdat er toen geen onderscheid werd gemaakt tussen het sacrale en het profane. In de Middeleeuwen werd het begrip ‘religieus’ gereserveerd voor monniken die, anders dan leken, een leven van gebed leiden in afgezonderde kloosters. In de 16 de eeuw, tijdens de Renaissance en de Reformatie, kreeg het begrip religie voor het eerst een algemenere betekenis, maar nog zonder dat er een seculiere tegenpool te bekennen viel. Anderhalve eeuw na de Reformatie bleek het begrip pas bruikbaar voor politieke denkers als Locke en Hobbes, die de oorlogen in de 17 de en 18 de eeuw aan de godsdiensten toeschreven. Waarom? Daarmee legitimeerden ze hun opvatting dat de religie ondergeschikt diende te zijn aan de staat. Cavanaugh gaat secuur in op de zogenaamde Godsdienstoorlogen in de 17 de en 18 de eeuw. Hij is het eens met Davis en andere historisch-sociologen, die tot de conclusie kwamen dat er in de historiografie van het oorlogsgeweld van die tijd veel te weinig aandacht is geweest voor politieke, sociale en economische oorzaken van het geweld en dat de term ‘Godsdienstoorlog’ er daarom niet op past. Hij bestrijdt de hardnekkige opvatting als zou de moderne, seculiere staat zoals wij die kennen, destijds in het leven zijn geroepen om het godsdienstige geweld in Europa te beteugelen. Cavanaugh laat zien hoe algemeen verspreid die mythe, ook bij de door hem behandelde auteurs, nog altijd is. Staten wilden destijds de godsdienst inderdaad onderwerpen, maar vooral als autonome, grensoverschrijdende kracht, niet vanwege het motief om het ‘religieuze geweld’ in te dammen. Ging het toen dan niet om redeloos geweld tussen katholieken en protestanten dat door de moderne staat moest worden onderdrukt? Cavanaugh behandelt maar liefst 45 verschillende casussen van gewapende conflicten en oorlogen uit die periode in Europa, tússen katholieke vorsten onderling, tússen protestantse vorsten en ook van katholiek-protestantse bondgenootschappen tegen één protestantse of één katholieke derde partij. Bij niet één daarvan bleek religie het motief te hebben gevormd. Hij stelt vast dat het vele geweld in die tijd niet voortkwam uit de religieuze tegenstellingen, maar vooral uit het opkomende absolutisme, dat een eigen groeiende behoefte aan de dag legde om tot nationale, territoriale begrenzingen te komen. Dit betekent niet dat Cavanaugh de oorlogen en het geweld in de 17 de en 18 de eeuw als ‘alleen maar seculier’ ziet. De godsdiensten moesten daarin mee, maar waren daarom nog niet de belangrijkste drijvende kracht. Het absolutisme legde volgens hem toen de basis voor het ontstaan van het seculiere nationalisme dat in de 19 de en 20 ste eeuw een nog veel gewelddadiger gedaante zou aannemen dan godsdiensten en gelovigen onderling ooit hebben laten zien. De term ‘religieus geweld’ maskeert het zicht op geweld Het laatste hoofdstuk handelt over de politieke toepassingen van de mythe vandaag. Cavanaugh doet hier een aantal aanbevelingen. Hij is van mening dat de mythe van het

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=