Perspectief 2013-20

36 derhalve de vraag of in deze periode de uitingen van Russisch-orthodoxe kerkleiders altijd puur propaganda zijn geweest. Inderdaad mag een christen met een goed geweten tegen uitbuiting en sociale wantoestanden optreden, of hij nu sympathieën heeft voor het communisme of niet, en veel christenen in het Westen, en met name in de Wereldraad van Kerken, deden hetzelfde. Naar de grenslijn tussen politieke propaganda en echte sociaal- theologische innovaties bij de Russisch-orthodoxe Kerk in deze tijd wordt tegenwoordig veel wetenschappelijk onderzoek gedaan. Wat tegen deze achtergrond voor onze context van belang is, is het feit dat idealiter het meer theologische ‘getuigenis’ tegenover andere kerken en geloofsovertuigingen en het ‘getuigenis’ tegenover de buitenwereld ineen moeten vallen, terwijl dit ideaal in de praktijk nauwelijks wordt bereikt. Dit betekent een zekere spanning tussen ethiek, als grondslag van een protest tegen seculiere mistoestanden, en theologie. Tijdens de Koude Oorlog draaiden theologische gesprekken met de Protestantse Kerken – zoals bijvoorbeeld sinds de jaren 1970 de regelmatige bijeenkomsten met de Duitse Evangelische Kerk in Arnoldshain en Zagorsk nabij Moskou – vooral om ethische vraagstukken, terwijl in gesprekken met het Rooms-katholicisme theologische vragen in een engere zin, zoals met betrekking tot sacramentenleer en ambtsopvattingen, werden onderzocht. De spanning tussen ethiek en theologische overwegingen was in die tijd tegelijk een spanning tussen een voorkeur voor protestantse richtingen aan de ene kant, en voor de Rooms-katholieke Kerk aan de andere kant. Deze spanning bestaat nog steeds, maar ze betreft nu vooral de verhouding met de Rooms-katholieke Kerk, terwijl de afstand tot protestantse geloofsovertuigingen steeds groter wordt. Inmiddels is de geopolitieke situatie immers grondig veranderd. Over de strijd tegen sociale missstanden wordt sinds het einde van de Koude Oorlog veel minder gesproken. In de meest recente jaren zien we niettemin opnieuw een overwicht van geopolitieke en ethische vraagstukken, die theologische overwegingen in een engere zin soms op het tweede plan laten raken. Oecumene is dus ook voor de Russisch-orthodoxe Kerk nog steeds een zaak tussen theologie en geopolitiek. Het lijkt tegen deze achtergrond daarom aan te raden deze twee taken van een oecumenische dialoog afzonderlijk te bekijken, voor zover deze voor de tegenwoordige verhouding met de Rooms-katholieke Kerk van belang zijn. Dit wil echter niet zeggen, dat deze twee terreinen in feite niet nauw met elkaar verweven zijn. 3. Op puur theologisch vlak leek al tijdens de Sovjet-Unie een opmerkelijke vooruitgang in de dialoog tussen de Rooms-katholieke en de Russisch-orthodoxe Kerk te zijn bereikt. In principe zijn twee fasen te onderscheiden in de jaren 1960 t/m 1990, dus tot het einde van het communistische bewind in Oost-Europa. In 1961 werd, na voorafgaande onderhandelingen, een delegatie met leden van de Russisch-orthodoxe Kerk als gast en waarnemer naar het Tweede Vaticaanse Concilie gestuurd. Aanvoerder van deze delegatie was metropoliet Nikodim van Leningrad, die ook in de volgende jaren vaker op bezoek in Rome was. Onder zijn leiding en op zijn initiatief werden de contacten tussen de theologische academie in Leningrad en het Collegium Russicum in Rome versterkt en vond een regelmatige uitwisseling van studenten plaats. Een voorlopige hoogtepunt van de wederzijdse toenadering was blijkbaar de toelating van katholieken tot orthodoxe sacramenten, zoals biecht en communie. Een dienovereenkomstig besluit kwam in de Moskouse bisschoppensynode in 1971 tot stand, opnieuw op initiatief van Nikodim, maar heeft in de Orthodoxe wereld ook veel protest opgeroepen. 115 Nikodim overleed aan een hartaanval tijdens een audiëntie bij de net gekozen paus Johannes Paulus I, enige dagen voordat deze paus zelf aan een hartaanval stierf. 115 Zie A. Burg, De verhouding Rome-Moskou , in Het Christelijk Oosten 22, 1970, blz. 173-186

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=