Perspectief 2013-20

20 participatie van alle gedoopten wil bevorderen. Het is dan ook een centrale taak van het kerkelijk ambt om niet alleen de persoonlijke en collegiale dimensie (van episcopaat met presbyteraat en diaconaat) te realiseren, maar ook zorg te dragen voor deze brede participatiemogelijkheid. 81 Geen enkele kerk hoeft zich mijns inziens in theologische zin gehinderd te voelen om te ontdekken hoe het persoonlijke episkopè , of men nu over ‘bisschop’ spreekt of niet, in de eigen traditie een plaats heeft of hoe het binnen het eigen kerkelijk ethos vormgegeven kan worden, zeker ook gezien het feit dat de vroegere vermengingen van kerkelijke en wereldlijke taken, met al haar nawerkingen, niet behoren tot het wezen van het persoonlijk episkopè . 82 4.3 Er is echter nog een reden waarom het bisschopsambt (met zijn binnenkerkelijke netwerk) voor de oud-katholieke theologie belangrijk is en dat is omdat het ook in een gemeenschap van lokale kerken fungeert. De bisschop staat op het kruispunt van een (primaire 83 ) betrokkenheid op zijn eigen lokale kerk en een betrokkenheid op de gemeenschap van lokale kerken. 84 Hij draagt in synodale processen samen met andere bisschoppen op collegiale wijze de eerste verantwoordelijkheid 85 voor de handhaving van de gemeenschap van lokale kerken en voor haar katholiciteit. Dat er sprake is van een de lokale kerk overstijgende gemeenschap, die tezamen de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk realiseert, wordt in een lokale kerk zichtbaar bij de bisschopswijding. Bij deze wijzing zijn de bisschoppen van de aangrenzende lokale kerken betrokken. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de lokale kerk van de gemeenschap met andere lokale kerken afhankelijk is. 86 Deze verbondenheid van lokale kerken en hun bisschoppen (die ook hier weer door andere gedoopten worden ondersteund) wordt – in toenemend omvangrijker ruimtelijke omschrijvingen 87 – concreet voorgesteld als een gemeenschap van lokale kerken of als een gemeenschap van gemeenschappen van lokale kerken. Bruikbare modellen hierbij zijn de oud-kerkelijke structuren met metropoliet en patriarch. 88 81 Vgl. Adenhoven , Einheit und Verschiedenheit. Hier wordt verondersteld dat de bisschop en niet de priester de grondvorm van het ene ambt in de kerk is. De bisschop is het uitgangspunt voor een ambtstheologie. Dit is in overeenstemming met recentere rooms-katholieke opvattingen en meer traditionele opvattingen aangaande de lokale kerk. Het staat tegenover de, bij Hieronymus aansluitende, middeleeuwse opvattingen over de verhouding tussen bisschop en priester. Daarin zag men ‘in het brengen van het eucharistisch offer’ en de ‘vergeving van zonden’ de kern voor een ‘priesterlijke’ ambtsopvatting. 82 Vgl. de acht stellingen met betrekking tot een gereformeerd Zwitsers episcopaat van Gottfried W. Locher, “Reformierten Presse” (6. Februar 2004). Vgl. ook de volstrekt tegengestelde bijdragen van verschillende evangelische auteurs in: KuD 52 (2006) 2-104. Ik denk dat de voorbeelden voor een episcopale structuur niet gezocht moeten worden bij een kerkelijke traditie waarin de bisschop niet tot de rekwisieten van een al dan niet christelijk imperium behoren. 83 De betrokkenheid op de lokale kerk moet als gevolg van de katholiciteit van de lokale kerk en haar sacramentele plaats m.i. vooropstaan en niet het behoren tot een universeel college van bisschoppen. Hier zien we een verschil met de huidige rooms-katholieke opvatting in LG en CIC. Beide opvattingen varen onder de vlag van ‘communio-theologie’ of ‘communio-ecclesiologie’. De verschillen worden het best zichtbaar in de opvattingen over het universele primaat van de bisschop van Rome. Voor een oud-katholieke visie hierop zie: von Arx , “Petrusamt”. 84 Vgl. de Preambule van de Bisschopsverklaring, von Arx / Weyermann (Hg.), Statut 24; Amiet, Ortskirche; Chadwick , Episcopacy. 85 Spreken over episkopè impliceert dat er sprake is van een mogelijkheid tot participatie en medeverantwoordelijkheid. Het is niet een bepaald recht dat wordt verleend vanwege bepaalde competenties, waardoor (een deel van) de gedoopten bij voorbaat uitgesloten is. Vgl. Stalder , Recht. Het geloofsgetuigenis van de bisschop en zijn opdracht en verantwoordelijkheid van de bisschop, die niet opgevat moeten worden als aan hem gedelegeerd door de gemeenschap, worden in deze visie niet verkleind. 86 Men kan slechts spreken van een autokefale kerk wanneer sprake is van een bovenlokale samenhang. De ecclesiale zin van een wijding verduistert, wanneer een voorganger (de hoofdconsecrator) zijn opvolger ordineert. 87 Recentere teksten laten zien dat de versmalling van de ecclesiologische reflectie op de dualiteit van de lokale en universele dimensie van kerk geleidelijk werd overwonnen. Vgl. De lokale en de universele dimensie van de Kerk , 24-39. 88 De kerk van Rome en haar bisschop is in het eerste millennium ook te zien in het licht van de oud-kerkelijke pentarchie – het vijftal is contingent, niet constitutief. Vgl. Peri , Local Churches, 95: “For anyone who knows how to distinguish the history of an ecclesial institution from the lexical and semantic development of the technical terms used to indicate its practical realizations and ideal characteristics, it will not sound paradoxical to say that

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=