Perspectief 2013-20

17 is: ‘enerzijds omdat ze participeert aan de waarheid en aan de werkelijkheid van het heil, die God en mens, hemel en aarde omvat, en ze daarin haar eenheid vindt, anderzijds omdat ze in eenheid en gemeenschap is verbonden met andere lokale kerken, waarin ze haar eigen wezen herkent en erkent’. Het spreken over de katholiciteit van de lokale kerk veronderstelt dus dat ze ook in gemeenschap treedt met andere lokale kerken. ‘Op deze manier manifesteert de katholiciteit van iedere afzonderlijke lokale kerk zich in eenheid en gemeenschap met andere lokale kerken, waarvan de identiteit in geloof, gefundeerd op het verlossingswerk van de Drie-ene God, wordt herkend.’ Benadrukt wordt dat ook een bepaalde vorm van gemeenschap tussen de lokale kerken, regionaal of universeel, een vertegenwoordiging van de Una Sancta is, wat niet betekent dat de lokale kerk sacramenteel of anderszins slechts als een deel van een groter geheel wordt gezien. De lokale kerk is het Lichaam van Christus, de plaats waar de gedoopten steeds weer samenkomen voor de eucharistie en dankzij de gaven van de Geest martyria , leitourgia en diakonia gestalte te geven. In de Preambule wordt ook een verbinding gelegd tussen katholiciteit en apostoliciteit. ‘In continuïteit met haar soteriologisch - trinitarische oorsprong wordt de katholiciteit van de kerk waargenomen in die elementen en handelingen die worden aangeduid met het veel omvattende begrip ‘apostolische successie’. Daarmee wordt bedoeld dat al het kerkelijke handelen, in woord en sacrament, leer en ambt, in ruimte en tijd wordt herleid en ook moet worden herleid tot de zending van Jezus Christus en de apostelen, gestuurd door de Geest.’ Tenslotte wordt ook nog gesproken over de receptie van de ‘beslissingen van de bisschoppen, [die] zijn voorbereid en tot stand [zijn] gekomen in een uitgebreid conciliair proces’. Door de receptie wordt duidelijk dat deze beslissingen ‘in overeenstemming met de bedoeling van God met de zending van zijn kerk’ zijn. 72 3.9 Conclusie Oud-katholieke theologie gaat bij het bepalen van de katholiciteit van de kerk uit van de lokale kerk. Katholiciteit is primair een theologische kwaliteit van de lokale kerk en is gegrond in de trinitarisch - soteriologische zelfopenbaring van God in Jezus Christus en in de heilige Geest. Deze uitspraak impliceert evenwel vanaf het begin dat een lokale kerk in gemeenschap staat met andere lokale kerken. Hun theologische identiteiten verhouden zich tot elkaar, wat niet hoeft te betekenen dat dit ook geldt voor hun culturele identiteiten. De middelen waarmee God zichzelf openbaart in het bewerkstelligen van gemeenschap zijn de verkondiging van het Woord en de bediening van de sacramenten. In meer recente teksten wordt dit omschreven als martyria , leitourgia en diakonia . Dit wordt enkel gerealiseerd in een toegewijde gemeenschap en is gebonden aan voorwaarden waarvoor concrete personen verantwoordelijk zijn. Daarom kan ook het ambt tot die middelen worden gerekend en wel in de vorm die vanuit de traditie van de vroege kerk wordt aangereikt. 73 Daarmee legt de oud- 72 De eerste oud-katholieke studie naar de stand van zaken rondom de receptie is van de systematicus Werner Küppers. Vgl. W. Küppers , ‘Rezeption, Prolegomena zu einer systematischen Ueberlegung,’ in: XX ( ed. ), Konzil und die okumenische Bewegung , Studien des Oekumenischen Rates nr 5 (Genève: WCC, 1968), 81-104. 73 Hier komt een verschil tussen de verhouding tussen de status van de kerk (en haar ambten) in deze tijd en haar historische herkomst, zoals die in de ‘Concordaat van Leuenberg’ naar voren komt. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de grond van de kerk (Gods handelen), de historische gestalte van de kerk (in verscheidenheid) en haar zending (de opdracht het goede nieuws van Gods Koninkrijk te verkondigen aan de wereld). “Für die Einheit der Kirche in der Vielfalt ihrer Gestalten genügt es, ‘daß da einträchtig nach reinem Verstand das Evangelium gepredigt und die Sakramente dem göttlichen Wort gemäß gereicht werden’ (Augsburger Bekenntnis, Artikel 7).” Vgl. Die Kirche Jesu Christi , 19. In een opmerking wordt verduidelijkt dat met ‘kerken’ “immer die unterschiedlichen geschichtlichen Ausgestaltungen der einen, heiligen, katholischen und apostolischen Kirche” bedoeld wordt, terwijl ‘kerk’ duidt op de kerk waarin men gelooft. Wat mij niet direct duidelijk is, is of met ‘kerken’ enkel de kerken van de ‘Leuenberger Gemeinschaft’ (sinds 2003: Gemeinschaft Evangelischer Kirchen in Europa – GEKE) bedoeld wordt, of ook andere kerken uit de reformatorische traditie. Met betrekking tot de vraag naar het ambt en haar gestalte in de context van de ware en zichtbare eenheid van de kerk en haar overeenstemming met de Augsburgse Confessie (Art. 7) vgl. Böttigheimer , Communio Sanctorum, 56-60.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=