Perspectief 2013-20

15 3.6 Systematische reflectie op het begrip katholiciteit: Urs Küry 1965/66 Als voorbeeld neem ik de dogmaticus Urs Küry, die in het midden van de twintigste eeuw als hoogleraar dogmatiek aan de Christkatholisch-theologischen Fakultät van de Universtiteit van Bern was verbonden en tegelijkertijd ook bisschop van de Christkatholische Kirche was. Hij vormde samen met de aartsbisschop van Utrecht, Andreas Rinkel, die ook dogmatiek doceerde aan het oud-katholiek seminarie te Amersfoort en met wie hij vriendschappelijke banden onderhield, tot ongeveer 1970 de theologische spreekbuis van de IBC. Volgens Küry zijn de vier wezenskenmerken van de kerk zogezegd het resultaat van het feit dat de kerk ten diepste het leven van de Drie-ene God is. Hieraan krijgt ze deel en hierin beweegt ze zich. Van daaruit leidt hij haar eenheid en heiligheid af. Katholiciteit (en apostoliciteit) ziet hij als een ontplooiing van wat met de Bijbelse begrippen eenheid en heiligheid wordt bedoeld. In navolging van de al meermaals genoemde geschriften van Ignatius en het Martyrium van Polycarpus en hun duiding door Reinkens, benoemt ook Küry de katholiciteit en apostoliciteit van de kerk als haar identiteit met zichzelf te midden van haar uitbreiding in ruimte en tijd. ‚Die Katholizität ist darum in erster Linie eine innere, qualitative, und erst in zweiter Linie eine äussere, qualitative. Anders ausgedrückt: Katholisch ist die Kirche nicht schon dadurch, dass sie auf der ganzen Erde verbreitet ist, sondern dadurch, dass sie überall, wo sie verbreitet ist, die Eine und ganze Kirche in ihrer Fülle ist.‘ 62 Dit wordt verder geduid als de tegenwoordigheid van Christus met al zijn gaven: in de Schrift, in de belijdenissen van de kerk aangaande de Drie-enige God en het God-mens-zijn van Christus (het trinitarisch en christologisch dogma) en in de eucharistische samenkomst (Woord en Sacrament). Ten vierde ook in het drievoudig ambt, waarbij de bisschop over de grenzen van de lokale kerk heen samen met de andere bisschoppen en in continuïteit met de kerk van alle tijden er zorg voor draagt dat de eenheid in waarheid bewaard blijft. 63 ‚Dieser driefacher Amt, das Bischofsamt in Verbindung mit dem Priester- und auch dem Diakonenamt, ist das eigentlich katholische Amt. Ohne dieses Amt kann keine Kirche auf dauer katholisch bleiben.‘ 64 Opmerkelijk is dat Küry de genoemde elementen van de katholiciteit van de kerk laat overeenstemmen met de vier punten van het anglicaanse Lambeth Quadrilateral en stelt: ‘ähnlich, aber noch umfassender, denkt die orthodoxe Kirche’. 65 62 Ik citeer uit de herderlijke brief „Über die Katholizität der Kirche“ (1965), in: Küry , Hirtenbriefe, 156. Hetzelfde concept wordt door Küry verder uitgewerkt in zijn kort daarna verschenen boek: Die Altkatholische Kirche, 225- 278, bes. 260-269. Hij maakt daar ook onderscheid tussen de christologische, pneumatologische en theologische oorsprong van de kerk. Zij blijft echter tegelijkertijd ecclesia de trinitate (of corpus trium ) en ecclesia de hominibus ; ze is tegelijkertijd heilsgemeenschap (in het leven van gerechtvaardigde en geheiligde mensen in God) en heilsinrichting (als een gestructureerd instituut). Vgl. ook nog Küry , Von der Katholizität der Kirche. Kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van katholiciteit worden ter sprake gebracht in het “Antwort der Kommission der altkatholischen Kirchen Europas auf die dritte Reihe der vom Subjects Committee der Weltkonferenz über Glauben und Verfassung vorgelegten Fragen über die Verfassung der wiedervereinigten Kirche“, in: IKZ 14 (1924) 227-228: „... ihre Katholizität besteht in ihrem [scil. der Kirche] Beruf, als Trägerin des hl. Geistes die Wahrheit zu bewahren und zu vermitteln und ihre Tätigkeit auf die Menschen aller Länder und aller Zeiten auszudehnen; ...” 63 In de “drei apostolischen Ordnungen” getuigenis, liturgie en ambt van Küry de drie vincula van Robert Bellarmin SJ (154201621), die na het Tridentinum een begrip werden, horen weerklinken. “Ecclesiam ... esse coetum hominum ejusdem Christianae fidei professione , et eorumdem Sacramentorum communione colligatum, sub regimine legitimorum pastorum , ac praecipue unius Christi in terris Vicarii Romani Pontificis ...” (Controversiae generales 4, 3,2 in: Roberti Bellarmini opera omnia II, ed. Justin Fèvre, Bd. 2, Paris 1870 [= Nachdruck: Frankfurt: Minerva 1965] 317v.) [Hervorhebung UvA]. Een onderscheid is gelegen in het vertrekpunt, voor een oud- katholieke ecclesiologie is dat de lokale kerk. Dit in tegenstelling tot een sinds Thomas van Aquino tot in de tijd van Vaticanum II aan terrein winnende universalistische ecclesiologie. Vgl. m.b.t. dit laatste Lanne , Eglise locale, 47-53, bzw. ders ., Katholizität 130-137, dat aansluit bij het onderzoek van Yves Congar. 64 Küry , Hirtenbriefe, 167. 65 Ibidem, 168.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=