Perspectief 2013-20

13 richten op het getuigenis: a) aangaande haar huidige horizontale universaliteit ( universitas, ubique ); b) aangaande haar historische verticale continuïteit ( antiquitas , semper ) en c) wanneer in dit opzicht onduidelijkheden bestaan, aangaande haar (op zijn minst gedeeltelijke) overeenstemming (bijvoorbeeld van een algemeen concilie of van erkende leraren – consensio, ab omnibus ). Een ontwikkeling van de leer binnen één en hetzelfde geloof ( profectus fidei ) is mogelijk, vergelijkbaar met het rijpen van zaadkorrels. Op de inherente moeilijkheden van dit in de zestiende eeuw voor de controverstheologie belangrijk geworden model kan ik hier niet ingaan – niet in de laatste plaats omdat het in de negentiende eeuw door anti-infallibilisten en dus ook door oud-katholieken als motto aangewende traditiebegrip van Vincentius zich feitelijk op een verwerping van het pausdogma uit 1870 of de daaraan ten grondslag liggende ecclesiologie richt en aangeeft dat deze voldoende continuïteit met de apostolische en oud-kerkelijke overlevering mist. 53 Dat verklaart waarom in de latere oud-katholieke systematische theologie de regel van Vincentius hoogstens als normatief idee wordt besproken. 54 3.4 Het programma in de context van de oecumenische beweging: vereniging van de katholieke kerken In de eerste decennia van de twintigste eeuw werden in de sinds 1889 groter geworden Unie van Utrecht een aantal zaken herzien. De nog sterk tridentijns gekleurde Nederlandse oud- katholieken gingen mee in het rond 1871 ontwikkelde kerkelijke programma van de Duitstalige geloofsgenoten. Dit proces werd onder meer zichtbaar in vieringen in de landstaal, de invoering van een (weliswaar enkel adviserende) synode met leken als gedelegeerden en het opheffen van de celibaatsverplichting. Zeer relevant is dat de kerk van Utrecht in 1922 haar oordeel over de schismatieke status van de orthodoxe kerk, dat stamde uit 1763, terugnam en in 1925 de authenticiteit van de anglicaanse wijdingen (die door de Duitse en Zwitserse oud-katholieken al veel eerder was geaccepteerd) erkende. Hiermee werd in het kerkelijk en theologisch actieve deel van de Unie van Utrecht een gemeenschappelijke oecumenische strategie mogelijk. Deze kon zich profileren binnen de context van de jonge Commissie van Geloof en Kerkorde – waarvoor in het bijzonder de Zwitserse oud-katholieken zich zeer snel openstelden. De strategie was tweeledig: het eerste doel was de intercommunie van de katholieke kerken; het einddoel de algemene christelijke kerk. 55 Binnen de toenmalige context van de oecumenische beweging golden de orthodoxen, anglicanen en – voor zover ze ondanks hun kleine aantal werden waargenomen – de oud-katholieken als katholieke vleugel. Zoveel wordt duidelijk uit een in 1933 gepubliceerd boek van Willem Visser ’t Hooft, de toenmalige eerste secretaris-generaal van de in 1948 opgerichte Wereldraad van Kerken. Hierin spreekt hij over het ‘niet-roomse katholicisme’. 56 Het rooms-katholicisme bleef praktisch buiten beschouwing, omdat Pius XI in de encycliek Mortalium animos (1928) iedere deelname aan de oecumenische beweging had verboden. In deze context verschijnt het begrip ‘katholiek’ dus ook als een confessionele omschrijving, waarbij de vraag naar het bisschopsambt en de historische successie ogenschijnlijk een van de onderscheidingscriteria tussen katholiek en protestant was. In tegenstelling tot de continentale kerken van de reformatie, die de omschrijving ‘katholieke’ sinds de Verlichting waren gaan loslaten, beriepen de Church of England en haar dochterkerken zich wel op deze titel. En wanneer ze de nadruk wilde leggen op het 53 Te vinden bij Döllinger, met een toespitsing: in de kerk van de paus is het geloofscriterium zelf veranderd. Vgl. Neuner, Döllinger 23-27. 72-77. Vgl. ook Parmentier , Döllinger; ders ., Art. „Vinzenz von Lérins“. 54 Tot op heden prijken de beginwoorden van deze beroemde regel op de kaft van het „Internationalen Kirchlichen Zeitschrift“ (IKZ) dat sinds 1911 viermaal per jaar verschijnt. Dit was ook al het geval bij haar voorloper, de „Revue Internationale de Théologie“ (RITh), die in 1893 voor het eerst werd uitgebracht en waarin men de wetenschappelijk kant van het oud-katholicisme wilde voeden. 55 Aldus in het slot van het tiende Internationale Oud-Katholiekencongres van 1925 in Bern. Vgl. IKZ 15 (1925), 265. 56 Visser ’t Hooft , Catholicisme non-romain.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=