Perspectief 2013-20

11 Een eerste belangrijk gevolg van de oecumenische initiatieven vormden de zogenaamde ‘Bonner Unionskonferenzen’ van 1874/75. 38 Ze werden bijeengeroepen door Ignaz von Döllingen, die als spiritus rector kan worden aangewezen ondanks zijn wat ambivalente houding jegens de oud-katholieke kerkorganisatie, haar zelfperceptie en haar stap in de oecumene avant la lettre . De ruimte ontbreekt om hier verder in te gaan op deze congressen waarbij ook orthodoxe en anglicaanse (en ook Evangelische) representanten aanwezig waren. Voor nu volstaat het te stellen dat tijdens deze congressen de basis werd gelegd voor de bijzondere, maar niet exclusieve, band van de oud-katholieke kerken en theologie met deze andere kerken. De trilaterale betrekkingen tussen oud-katholieken, anglicanen en orthodoxen leefden nog eenmaal op na de Eerste Wereldoorlog. 39 3.2 Een vroege theologie van de lokale kerk: Joseph Hubert Reinkens Uit de vroege geschiedenis noem ik een oud-katholiek werk dat zich expliciet uitspreekt over de wezenskenmerken van de kerk en daarbij insteekt bij haar eenheid. Het werk is van Joseph Hubert Reinkens (1821 - 1896) die, voordat hij in 1873 tot eerste oud-katholieke bisschop van Duitsland werd gekozen, van 1850 tot 1870 kerkgeschiedenis doceerde in Breslau. 40 In 1877 verscheen zijn boek Über die Einheit der katholischen Kirche . Hierin bestreed hij de tijdens Vaticanum I vastgelegde opvatting dat de katholieke kerk in het universele episcopaat van de bisschop van Rome een eenheidsprincipe 41 heeft dat dientengevolge het laatste doorslaggevend criterium voor de katholiciteit van de kerk is. Hij vertegenwoordigt met dit boek een duidelijke ecclesiologie van de lokale kerk: alle door een bisschop geleide kerken zijn juridisch gelijkwaardig en identiek. Bovendien zijn ze door de band van de uit Christus uitgaande liefde in eenheid met elkaar verbonden, zoals dat ook geldt voor de gelovigen binnen een lokale kerk. 42 Tijdens het uiteenzetten van zijn ecclesiologie behandelt Reinkens ook het begrip ‘katholiek’. 43 Hij wijst de breed gedragen theorie af dat het begrip primair betrekking heeft op een uitbreiding en geldigheid in ruimtelijke zin. In navolging van Johann Adam Möhler 44 ziet hij de grondbetekenis in de innerlijke wezenseenheid, en stelt dat deze ook in delen van het geheel kwalitatief onverkort tot zijn recht komt. Hij verduidelijkt dit aan de hand van datgene dat meestal wordt gezien als het oudste bewijsstuk waarin sprake is van de katholieke kerk: De brief aan de Smyrnaeërs 8, 2 van Ignatius van Antiochië. Ignatius schrijft: ‘Waar de bisschop verschijnt moet het gelovige volk zijn, zoals ook waar Jezus Christus is de Kerk is in haar totaliteit’ ( ἡ καθολικ ὴ ἐ κκλησ ί α). 45 Reinkens omschrijft dit als volgt: ‚An jedem Orte, wo Jesus Christus ist, da ist das ganze Wesen der Kirche, die deshalb, weil ihr Wesen überall gleich sich offenbart, die katholische heisst‘. 46 Om deze kwalitatieve, op de wezensidentiteit van de op verschillende plaatsen levende kerk doelende betekenis van de uitdrukking te bekrachtigen, voert Reinkens nog een aantal andere vroegchristelijke teksten aan. In deze teksten komt de ruimtelijke uitbreiding van de kerk niet met behulp van het woord ‘katholiek’ ter sprake. 47 Zo is bij Cyprianus ‘katholiek’ niet synoniem aan universalis : ‚Es bezieht sich nicht auf die Summe der Gläubigen sondern auf die Identität der einheitlichen bischöflichen Verfassungen 38 Opnieuw uitgegeven, vgl. Reusch (Hg.), Bericht. 39 Vgl. onder S. XX. Vgl. Rein , Kirchengemeinschaft. 40 Vgl. Berlis , Art. „Reinkens, Joseph Hubert“. 41 Reinkens , Einheit, III; vgl. Pastor Aeternus, Vorrede (DH 3051), herhaald in LG 23 (DH 4147). 42 Aldus wordt een ‘morele’ eenheid naast een ‘juridische’ eenheid geplaatst. Deze eerste omschrijft hij als een liefdesgemeenschap tussen Christus en de gedoopten en de gedoopten onderling (aaO., 49-102). In elk geval erkent Reinkens, in het spoor van Cyprianus die voor zijn ideeën omtrent lokale kerk en bisschop erg belangrijk was, het ‘juridisch karakter’ van de eenheid van de lokale kerken (aaO., 141; vgl. ook 159). 43 In het gedeelte „Apostolisch, heilig, katholisch“ (aaO., 123-149). 44 Vgl. Möhler , Einheit, 253-258 (=Zusatz V). 45 Vgl. paragraaf 2.1. van deze bijdrage. Vertaling: Ignatius van Antiochië, Graan , 80. 46 Reinkens , Einheit, 139. 47 Reinkens argumenteert hier in navolging van Zizioulas , Eucharist , 143, voetnoot. 3, of. Eucharistiegemein- schaft 31, voetnoot 3.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=