Perspectief 2013-20

10 Alles wat nu door het hermeneutisch regulerend principe 34 ‘oude kerk’ werd afgedekt, was eerder in meer of mindere mate controversieel geweest (te denken valt aan de begrenzing van deze periode tot de eerste eeuwen, of juist de tijd van de zeven oecumenische concilies, of het gehele eerste millennium, de status van de canons van de concilies enzovoort). In de oude kerk zag men nu een grootheid die eenheid en gemeenschap tussen de verschillende kerken, met hun veelvoud aan verschijningsvormen, kon brengen. 35 Het verschil ten opzichte van het traditionele referentiekader van de westerse Reformatie, die zich alleen op de Schrift oriënteerde, valt uiteraard meteen op. Er valt nog veel meer over te zeggen, maar van belang is dat het oud-kerkelijke programma, dat bepalend was voor de trilaterale – dat is: oud-katholieke, orthodoxe en anglicaanse – stap naar vereniging, doorslaggevend is geweest. Het heeft ertoe geleid dat de Oud- Katholieke Kerken nu een kerkelijke gemeenschap vormen met de Anglican Communion . Ook leidde het ertoe dat een theologische dialoog met Oosters-orthodoxe Kerken kon worden afgerond met het opstellen van een consensustekst. Dit alles werd niet in de laatste plaats vereenvoudigd door het feit dat de ambtsvraag niet tot de onoverkomelijke geschilpunten hoorde. Het bisschopsambt (of het drievoudig ambt) was niet omstreden. Wel omstreden was de geldigheid van de anglicaanse wijdingen. En ook werd de vraag gesteld of het voor het komen tot een kerkelijke gemeenschap tussen voordien gescheiden kerken nodig was dat volgens en voor beide zijden het episcopaat een vereiste is. Of anders gezegd: of het drievoudig ambt, gegrond in de bisschop, tot het esse of het bene esse van de kerk behoort. 36 Maar hiermee loop ik op de zaken vooruit. Eerst moet nog worden toegelicht wat dit alles heden ten dage betekent voor een verdere bepaling van de katholiciteit van de kerk vanuit oud-katholiek perspectief. Met de oprichting van episcopaal-synodale noodkerken, waarin het sacramentele leven van de toenmalige katholieken die zich kritisch opstelden ten opzichte van Rome doorgang kon vinden, en met het initiatief om over de kerkelijke grenzen heen kerkelijke gemeenschap te zoeken, heeft de oud-katholieke beweging van een zeker begrip van katholiciteit getuigd. Ze zag zich wel genoodzaakt, niet in de laatste plaats op grond van haar contacten met anglicanen en orthodoxen, haar aanspraak op (een confessioneel geduide) katholiciteit te wijzigen. In 1871 had men in München nog met een beroep op het Concilie van Trente geprotesteerd tegen het pauselijk absolutisme van Pastor Aeternus’ , maar al spoedig werd er met het Concilie van Trente en überhaupt met het Westerse katholicisme sinds de hoge Middeleeuwen op zo een manier omgegaan, dat de geldigheid ervan afhankelijk werd gemaakt van hun overeenstemming met de gemeenschappelijke traditie van de vroege kerk. Dat versterkte uiteraard het rooms-katholieke verwijt dat de oud-katholieken een nieuwe protestantse sekte vormden. 37 34 Vgl. Visser , Prinzip, en de andere rapporten en referaten van de 32 ste Internationale Oud-Katholieke Theologenconferentie van 1995 over het thema “Die Berufung auf die Alte Kirche als Hilfe auf dem Weg in die Zukunft”. 35 De tijdelijke scheuringen en nog altijd bestaande schisma’s tussen kerken binnen en buiten het Rooms- Byzantijnse Rijk sinds het derde oecumenisch concilie werden blijkbaar niet als een zwaarwegend probleem voor het principe gezien te zijn. Zie met betrekking tot de problematiek rondom de uitdrukking ‘oecumenisch’ concilie, wanneer daarmee een universaliteit bedoeld wordt die de grenzen van het Romeinse Rijk (waar h` oivkoume,nh in kerkelijke teksten veelal betrekking op heeft) overstijgt, Biedermann , Synodalität, 299v. Over de vraag hoeveel oecumenische concilies er zijn geweest is, zoals algemeen bekend, geen oecumenische consensus, een feit dat voor de vroegkerkelijke concilies nauwelijks nog van theologisch belang is. 36 Wat door de ene kerkelijke denominatie wordt geclaimd of uitgevoerd, kan door een andere worden herkend en erkend. Een dialoog daarover is uiteraard eenvoudiger te voeren dan een dialoog over een thema dat door de ene gesprekspartner als wezenlijk voor het kerk-zijn (katholiciteit) wordt gezien terwijl het door de ander irrelevant of onacceptabel wordt gevonden. Vgl. ook voetnoot 7. 37 Aan protestantse zijde wordt hier, ondanks het gevoelde verwantschap, vaak gewezen op de halfslachtigheid van de oud-katholieke kerkvorming. Wanneer katholiek niet met de paus te maken heeft, dan toch met het protestantisme.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=