Perspectief 2013-19

52 het ‘aggiornamento’ van de Kerk vertaalde zich niet in nieuwe roepingen of een opleving van het kloosterleven. De toekomst van het eens zo strak georganiseerde religieuze leven staat ter discussie. Sommige ordes en congregaties zoeken in het verlengde van het Concilie naar wegen om hun grondinspiratie en opdracht aan leken over te dragen. Het vijfde visioen is met bijdragen van Ton van Eijk en Matthias Smalbrugge gewijd aan de oecumenische opdracht. Van Eijk gaat in op de opvatting van de Katholieke Kerk over eenheid en katholiciteit. Hij laat zien dat het Concilie voortdurend bedacht is geweest op de legitieme verscheidenheid binnen de Katholieke Kerk en vervolgens trekt hij deze lijn door naar de visie op oecumene. Zijn conclusie is dat het hedendaags hoog genoteerde model van de eenheid in verzoende verscheidenheid zich met recht op het Concilie kan beroepen. De protestantse theoloog en patristicus Matthias Smalbrugge betoogt dat de tijd van de klassieke oecumene voorbij is. Het verlangen naar eenheid heeft plaats gemaakt voor nadruk op de eigen identiteit. In de huidige cultuur staat het overleven van kerken zelf op het spel. In de confrontatie met de seculiere cultuur vinden orthodoxen elkaar. De nieuwe oecumene ontstaat volgens Smalbrugge uit het verbond der orthodoxen. Hij beschouwt dit als een fatale ontwikkeling, omdat de Kerk hierdoor tegenover de cultuur komt te staan. Net als Borgman pleit Smalbrugge ervoor dat de kerken opnieuw de dialoog met de moderne cultuur zoeken op grond van de gedachte ‘dat de kerk tot in haar wezen deel uitmaakt van de cultuur en tot in haar wezen verbonden is met God’. Het zesde visioen is gewijd aan de relatie met het joodse volk. Elizabeth Boddens Hosang en Tineke de Lange laten in het artikel over de totstandkoming van de verklaring Nostra aetate zien dat het Concilie de weg heeft gebaand naar een grondige vernieuwing van de verhouding van de Katholieke Kerk tot het Jodendom. In een tweede artikel laat Tineke de Lange aan de hand van voorbeelden uit de Verenigde Staten en Europa zien dat deze vernieuwing de aanzet heeft gegeven tot een intensieve dialoog over de Schrift en tot velerlei vormen van gezamenlijk leren. Het laatste visioen betreft de incarnatie van Gods schoonheid in de kunst. In een tweeluik schetsen Eric Borgman en Stephan van Erp de ontwikkeling van het katholieke denken over de theologische betekenis van kunst en schoonheid vanaf de jaren zestig. Eric Borgman citeert aan het begin van zijn bijdrage uit een toespraak van paus Paulus VI tot de Vereniging van Kunstenaars in 1964, waarin hij kunstenaars oproept om de Kerk te helpen om het geestelijke, het onzichtbare, het onuitsprekelijke begrijpelijk te maken. Borgman benadrukt het belang van kunst in het leven van de Kerk. Een kerk die zich van de kunst afsnijdt, doet zichzelf te kort. Maar kunst is meer dan alleen een aantrekkelijke verpakking van een vaststaande inhoud. Kunst en literatuur zijn voor de Kerk van grote waarde vanwege de zeggingskracht over mens en wereld, over vreugde en hoop, maar ook over noden en angsten. De wereld heeft behoefte aan schoonheid ‘om niet aan wanhoop ten onder te gaan’. Stephan van Erp trekt in het artikel ‘Kunst en schoonheid als vindplaats van geloof’ de lijnen van het vorige artikel verder door. Hij wijst met name op de betekenis van het werk van de Zwitserse theoloog Hans Urs von Balthasar, die een theologische esthetica ontwierp. In de ervaring van schoonheid baant God een weg naar de mens. De theologie van Hans Urs von Balthasar is zeer invloedrijk geweest. Dat is met name in de Katechismus van de Katholieke Kerk en in de geschriften van paus Johannes Paulus II en paus Benedictus XVI merkbaar. Commentaar Het boek Visioenen van het Tweede Vaticaans Concilie is een poging om een historische ontwikkeling te beschouwen vanuit enkele bepalende visioenen of grondinzichten. Dat is een interessante invalshoek die om een verantwoording vraagt. Een korte verantwoording is te

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=