Perspectief 2013-19

49 scherp getrokken. De Rooms-katholieke Kerk houdt vast aan de opvatting dat de communio met de opvolger van Petrus een wezenlijk kenmerk is van de universele, katholieke kerk. Een verdiept en gezamenlijk begrip van katholiciteit roept de vraag op waar en in welke kerkelijke gestalte die katholiciteit dan te vinden is. Walter Kasper stelt dat dit universeel open en omvattende begrip van katholiciteit niet verstaan moet worden als vage algemeenheid, die op allerlei wijzen en in velerlei vormen tot ontplooiing komt. Katholiciteit ontleent zijn identiteit aan Jezus Christus en kan ook niet losgemaakt worden van de andere notae ecclesiae : eenheid, heiligheid en apostoliciteit. Analoog aan het begrip van Jezus Christus als concrete gestalte met universele betekenis, kan gezegd worden dat in de Kerk de in Jezus Christus verschenen volheid van heil in concrete zichtbare gestalte aanwezig is. Zo is de (Rooms-)katholieke Kerk ervan overtuigd dat in haar, dat betekent in de eenheid met de opvolger van Petrus en met de bisschoppen in eenheid met hem, de Kerk van Jezus Christus haar concrete, zichtbare, in de geschiedenis gerealiseerde bestaansvorm heeft. Kasper zelf onthoudt zich van een oordeel over andere kerken, hij merkt alleen op dat deze stellingname op tegenspraak stuit bij zowel orthodoxe als reformatorische kerken. Hoewel hij erkent dat deze gestalte van katholiciteit kan ontsporen en in een kleingeestige en beklemmende bureaucratie kan ontaarden, houdt hij eraan vast dat de eenheid met de opvolger van Petrus een katholieke, alle volkeren en culturen omspannende universaliteit en tegelijkertijd innerlijke eenheid schept, die geen enkele andere kerk kan laten zien en daarom als een wezenskenmerk van katholiciteit beschouwd kan worden. Oecumenische katholiciteit De huidige oecumenische situatie confronteert ons met het gegeven dat niet alleen de (Rooms-) Katholieke Kerk, maar alle kerken zich bekennen als katholiek. De oecumenische toenadering heeft het besef van de oorspronkelijke betekenis en de reikwijdte van katholiciteit hersteld. Wat betekent dat voor het herstel van de eenheid van de Kerk? Walter Kasper wijst drie wegen die een brug kunnen slaan naar het herstel van de eenheid. 113 Ten eerste via de weg van een algemeen christelijk concilie waarbij de door alle kerken gedeelde geloofsartikelen van de vroege Kerk de norm zijn. Ten tweede op basis van het model van de branch-theorie (anglicaans) of verzoende verscheidenheid (luthers). Beide modellen bieden de mogelijkheid om met behoud van de bestaande verschillen elkaars sacramenten en ambten (kerk-zijn) volwaardig te erkennen. Door de wederzijdse erkenning delen kerken in de katholiciteit van de ene Kerk. Ten derde volgens het model van een getrapte katholiciteit (Vaticanum II) waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen de volheid van katholiciteit en het gradueel deelhebben daaraan. In de oecumenische beweging zijn vooral het tweede en derde model relevant, maar onderling moeilijk te verenigen. Belangrijke oecumenische overeenkomsten en verklaringen, zoals de Konkordie van Leuenberg (1973) en de Verklaring van Porvoo (1992) waarmee bruggen werden geslagen tussen de Reformatorische, Luthers-Evangelische en Angelicaanse tradities, zijn geïnspireerd op het tweede model. De (Rooms-) Katholieke Kerk volgt het derde model. Katholiciteit is in de concrete gestalte van de Katholieke Kerk gerealiseerd, maar niet op een exclusieve manier. In andere kerken en kerkelijke gemeenschappen zijn elementen van waarheid en heiligheid aanwezig, die in de Katholieke Kerk weliswaar niet ontbreken, maar in andere kerken soms beter tot hun recht komen. In die zin hebben andere kerken en kerkelijke gemeenschappen in verschil- lende graden deel aan de kerkelijkheid van de Katholieke Kerk. Niet de wederzijdse erkenning van elkaars kerk-zijn met behoud van eigenheden én verschillen, maar de uitwisseling van gaven die uitdrukking zijn van katholiciteit opent volgens Kasper uiteindelijk het beste perspectief op het herstel van de volledige communio van de Kerk. 113 W. Kasper, Op.cit., bladz. 262-265

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=