Perspectief 2013-19

4 testamentische periode al eerste sporen van een zelfstandig paasfeest zijn aan te treffen. In ieder geval zijn de meer ontwikkelde vormen van een dergelijk feest pas tijdens de tweede en derde eeuw ontstaan. Het lijkt erop dat wat Rome betreft het jaarlijkse paasfeest daar, naast de reeds bestaande wekelijkse eucharistische bijeenkomst, pas sinds ongeveer het jaar 165 voorkomt, in Alexandrië en Jeruzalem al eerder. Er bestonden verschillende data en manieren waarop Pasen werd gevierd evenals uiteenlopende theologische visies op de jaarlijkse herdenking van het lijden, de dood en de opstanding van Jezus. Christenen in Klein-Azië en in een aantal delen van Syrië ten oosten van Antiochië bijvoorbeeld vonden het vasten van wezenlijk belang en hielden voor de paasviering, getrouw aan een oude joods-christelijke traditie, vast aan 14/15 Nisan, op welke dag van de week die datum ook viel. Daarom worden ze vaak ‘quartodecimanen’ genoemd (in het Nederlands zou men ze ‘veertieners’ kunnen noemen). Voor vele geloofsgemeen- schappen in andere streken van het Romeinse Rijk, onder meer in Rome, was de zondag na 14/15 Nisan, of een andere zondag kort daarna, de belangrijkste dag van het paasgebeuren. Dan kwamen ze toch al voor hun wekelijkse viering van de eucharistie bijeen. Misschien is ook de wens zich van de joodse gebruiken af te grenzen een motief. Die christenen waren van mening dat het vasten aan de paaszondag moest voorafgaan en dan moest ophouden. Waarschijnlijk is de traditie van de ‘veertieners’ ouder dan die van degenen die Pasen op de zondag vierden. Nadat deze en andere verschillen wat betreft de viering van Pasen enige tijd naast elkaar hadden bestaan, vond bisschop Victor I van Rome (189 - 199) dat het gebruik van de ‘veertieners’ niet langer acceptabel was en hij wilde hen uit de kerk zetten. Het feit dat Kleinaziatische en Syrische christenen natuurlijk ook in de multiculturele hoofdstad van het Romeinse Rijk aanwezig waren, en er dus ook in Rome zelf verschillende paasdata werden gehanteerd, kan voor Victors optreden mede een motief zijn geweest. De uit Klein-Azië stammende bisschop van Lyon, Ireneüs (ca. 140 – ca. 200), drong echter bij zijn Romeinse ambtsbroeder op tolerantie en verzoeningsgezindheid aan. Tenslotte werden de deelnemers aan het Eerste Oecumenische Concilie van Nicea in 325 het erover eens om het paasfeest te vieren op de eerste zondag na de eerste volle maan na het lente-equinox. 3 De concilievaders namen weliswaar geen formeel besluit over deze zaak, maar keizer Constantijn I (alleenheerser; 324 - 337) schreef na het concilie een ‘brief aan de kerken’ ( epistula ad ecclesias ) waarin hij alle kerken ertoe verplichtte het paasfeest op dezelfde dag te vieren. Deze brief en het conciliaire standpunt luidden de definitieve nederlaag in van de quartodecimaanse praktijk, ofschoon ook die getrouw was aan nieuwtestamentische gegevens. Niettemin zijn er, ondanks de tegenwerking door instanties van de ‘officiële’ kerk, nog tot in de negende eeuw sporen van deze oude gewoonte aan te treffen. Alexandrië met zijn vermaarde sterrenkundigen was het belangrijkste centrum voor de berekening van de paasdatum volgens het systeem van het Concilie van Nicea. Toch bleven er ook na dat concilie, ondanks het net genoemde bevel in de brief van keizer Constantijn, verschillen in de berekening van de paasdatum bestaan evenals van elkaar afwijkende lijsten en tabellen met paasdata, de zogeheten ‘paschalia’ . Rome, Ierland en Gallië hadden elk nog lange tijd hun eigen manier van rekenen en volgden pas veel later Alexandrië. Ook de nieuwe hoofdstad Constantinopel hanteerde nog enige tijd een andere telling dan de Egyptische metropool. 4 De dag-en-nachtevening van de lente viel volgens Alexandrië op 21 3 Conciliorum Oecumenicorum Generaliumque Decreta. Editio critica, I: The Oecumenical Councils: from Nicaea I to Nicaea II (325 – 787) ; Giuseppe Alberigo e.a. (red.), Corpus Christianorum: Conciliorum Oecumenicorum Generaliumque Decreta 1. Turnhout, 2006, bladz. 12; vgl. bladz. 33-34 4 Vittorio Peri, La date de la fête de Pâque: Note sur l’origine et le développement de la question pascale. Rome, 1968; Grigorios Larentzakis, Das Osterfestdatum nach dem I. ökumenischen Konzil von Nikaia (325): die Rolle von Alexandrien und Rom’ In: Zeitschrift für katholische Theologie 101 (1979), bladz. 67-78; Gerard Rouwhorst, The Quartodeciman Passover and the Jewish Pesach. In: Questions Liturgiques 77 (1996), bladz. 152-173; Paul F. Bradshaw en Maxwell E. Johnson, The Origins of Feasts, Fasts and Seasons in Early Christianity . Alcuin Club Collections 86, Collegeville MN, 2011, bladz. 39-59. Zie ook Wolfgang A. Beinert, Osterfeststreit. In: Wolfgang

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=