Perspectief 2012-15

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 15, april 2012 4 tijdens een audiëntie bij de nieuw verkozen paus Johannes Paulus I in september 1978, slechts enige dagen voordat deze paus zelf aan een hartaanval zou sterven. 5 Kardinaal Johannes Willebrands nam deel aan de uitvaart van Nikodim in Moskou. Dankzij de instemming van Metropoliet Nikodim ontstonden steeds betere verhoudingen (inclusief een uitwisselingsprogramma) tussen het Collegium Russicum in Rome en de Geestelijke Academie in Leningrad. Al in 1969 had de Russisch-orthodoxe Kerk aan Katholieken op het grondgebied van de Sovjet-Unie de deelname aan de orthodoxe eucharistie toegelaten. 6 Omgekeerd gaf de nieuwe paus Johannes Paulus II, eerder aartsbisschop van Krakau in het zuidoosten van Polen, en dus in de buurt van de invloedssfeer van de Russisch-orthodoxe Kerk, tijdens zijn pontificaat een voorkeur aan de oecumene met de Oosterse Kerken. 7 Inmiddels was de Russische orthodoxie al sinds 1963 lid van de Wereldraad van kerken, en orthodoxen hadden vaak zelfs leidende functies in het presidium van deze belangrijkste oecumenische organisatie waargenomen. En sinds de jaren zestig vonden regelmatig oecumenische bijeenkomsten plaats zoals met de Duitse Evangelische Kerk, afwisselend in Arnoldshain nabij Bonn en in het klooster Zagorsk in de buurt van Moskou. Al met al bestonden er aan het begin van de jaren tachtig ogenschijnlijk uitstekende voorwaarden voor een ‘rijke oogst’. Neiging tot exclusivisme Niet iedereen heeft echter in die tijd, in het midden van de Koude Oorlog, positief naar de oecumenische activiteiten van de Russisch-orthodoxe Kerk gekeken. Metropoliet Nikodim, samen met medewerkers in zijn omgeving, was vanwege zijn oecumenische activiteiten, en met name zijn ‘Latijnse sympathieën’, binnen de kerk altijd omstreden. Steeds bestond er binnen de kerk ook een fractie die zich strikt tegen ieder oecumenisch contact uitsprak. De jaren volgend op zijn dood laten een zekere achteruitgang zien. In 1986, nog in de Sovjettijd, werd de beslissing voor een mogelijke communicatio in sacris met de Rooms-katholieke Kerk weliswaar in principe bevestigd, maar tegelijk werd daaraan de voorwaarde van een algemene toestemming van alle orthodoxe kerken verbonden, die tot op heden nog niet bestaat. 8 Dit betekende feitelijk een uitstel, dat nog steeds voortduurt.. Dientengevolge mogen Russisch-orthodoxe gelovigen tegenwoordig volgens de rooms-katholieke leeropvatting wel aan de katholieke eucharistieviering deelnemen, maar staat hun eigen kerk dat niet toe. Evenmin zijn trouwens voor Russisch-orthodoxe gelovigen gezamenlijke gebeden met vertegenwoordigers van andere christelijke confessies toegestaan. Dergelijke regelingen getuigen van een zeker exclusivisme in het zelfbewustzijn van de Russisch-orthodoxe Kerk, die tegen de achtergrond van de zojuist omschreven ontwikkelingen een verrassing lijkt. Bij nadere beschouwing wordt echter snel duidelijk, dat de Russische Kerk de overtuiging samen met andere orthodoxe Kerken de enige bewaarder van de onbedorven christelijke waarheid te zijn, nooit echt heeft opgegeven. Dat was zelfs tijdens de Koude Oorlog en ondanks - of zelfs vanwege - de vervolgingen door het communisme niet anders. In verband hiermee heeft de Russisch-orthodoxe Kerk er dan ook altijd bijzonder de nadruk op gelegd, dat oecumenische verenigingen zoals de Wereldraad van Kerken in haar perspectief geen kerkelijke (ecclesiologische) betekenis hebben, maar uitsluitend een praktisch forum vormen voor een mogelijke toenadering tussen christelijke confessies. Deelname aan oecumenische gesprekken werd door orthodoxe kerken steeds vooral begrepen als mogelijkheid te getuigen van de eigen waarheid. Tijdens het communisme betekende dit echter ook – in de terminologie van Russische kerkleiders zoals 5 Deze constellatie heeft natuurlijk veel aanleiding tot als het ware metahistorische speculaties gegeven. Historische feit is alleen, dat zowel de ene als de andere kerkleider al jarenlang aan een hartkwaal leed. 6 JMP, 1970, nr. 1, blz. 5. Hiermee reageerde de Russisch-orthodoxe Kerk op aanbevelingen van het Tweede Vaticaans Concilie betreffende een zogenoemde communicatio in sacris. Cf. Unitatis redintegratio, nr. 15 7 Cf. over de Johannes Paulus II sympathieën van Johannes Paulus II voor en zijn kennis van het Oosters Christendom vooral de studie van Grzegorz Przebinda, Większa Europa. Papież wobec Rosji i Ukrainy (Een groter Europa. De Paus en zijn verhouding tot Rusland en de Oekraïne), Krakau, 2001 8 http://www.oki-regensburg.de/r_oekum.htm

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=