Perspectief 2011-13

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 13, september2011 17 gereformeerden stellen in hun gesprek met de katholieken dat de maaltijd van de Heer door een gewijde ambtsdrager moet worden geleid (blz. 157-159). Wat betekent het dan wanneer in de Protestantse Kerk de tot ouderling gepromoveerde kerkelijk werker (met HBO- opleiding) sacramentsbevoegdheid krijgt en dus niet alleen de doop maar ook het Avondmaal mag bedienen? Is die geordineerd en, zo ja, hoe moet die ordinatie in relatie tot die van de predikant worden verstaan? 4. Ik blijf bij die praktijken nog even staan. Want tot de eucharistische praktijk behoort natuurlijk op de eerste plaats de viering zelf. Als het theologische gesprek in de dialogen neerkomt op het verwoorden van een oecumenische lex credendi , dan is het ook van belang te zien of en in hoeverre de lex orandi , de liturgische praktijk, daaraan beantwoordt. Het zou me interesseren om te weten of de theologen die de dialoogcommissies bezetten contacten onderhielden met de liturgisten uit hun kerken die tezelfdertijd bezig waren met de herziening van de liturgische boeken. Maar nog belangrijker is de vraag of de theologische en de liturgische teksten die theologen resp. liturgisten produceerden zich met elkaar laten rijmen, met andere woorden in hoeverre de theologisch verwoorde consensus c.q. convergentie in de herziene liturgische boeken is terug te vinden. Met name in de liturgie van de eucharistie hebben zich de laatste decennia oecumenisch significante ontwikkelingen voltrokken. Ook hier kan het gebeuren dat de praktijk niet beantwoordt aan de overeenstemming in de theorie. Ik geef twee voorbeelden. - In de dialoog met de rooms-katholieken blijkt het voor lutheranen mogelijk van de eucharistie als offer te spreken. Maar in de eindredactie van het Evangelisches Gottesdienstbuch (1999) van de Duitse protestanten is uit het op dat van Hippolytus ( Traditio Apostolica ) gebaseerde eucharistisch gebed alle offerterminologie verwijderd. Dit wekt te meer verbazing als men zich realiseert dat de in Duitsland gevoerde dialoog over de eucharistie als offer een grotere mate van overeenstemming laat zien dan die de internationale dialoog tussen katholieken en zowel gereformeerden als lutheranen bereikte. - Staat er in genoemde protestantse tekst te weinig over het offer, in sommige katholieke teksten staat er misschien teveel. In zijn (niet gepubliceerde) stellingname bij het resultaat van het Duitse project Lehrverurteilungen – kirchentrennend? (1992) schrijft de Pauselijke Raad voor de Eenheid: ‘Uit de nieuw verworven theologische inzichten met betrekking tot het offerkarakter van de mis moeten ook van katholieke zijde consequenties worden getrokken voor een liturgische taal die niet voor misverstand vatbaar is’. Bedoeld worden hier uitdrukkingen die de indruk wekken dat het de Kerk is die God het offer van Christus aanbiedt. Daar valt wel een theologisch correcte draai aan te geven, maar wie enige oecumenische gevoeligheid heeft zal toegeven dat ze makkelijk verkeerd kunnen worden begrepen. De nieuwe vertaling van deze teksten in het kader van Liturgiam Authenticam zou een mooie gelegenheid bieden om het misverstand weg te nemen. Maar ik vrees dat bij degenen die zich op het ogenblik daarmee bezighouden die oecumenische sensibiliteit niet groot is. Met het aanstippen van de verhouding tussen de theologische en de liturgische verwoording van het geloof wil ik wijzen op de beperktheid van het Harvesting project. Het heeft slechts oog voor een deel van de oogst, terwijl in een belendende wijngaard ook wordt geoogst. En de vraag of de druiven van verschillende wijngaarden zich goed laten mengen wordt niet gesteld, terwijl de oogst van die andere wijngaard nu net wel het deel is waar alle ‘gewone’ gelovigen kennis van nemen wanneer ze de eucharistie vieren. Ik heb mijn bijdrage dan ook getiteld: Er had nog meer kunnen worden geoogst.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=