Perspectief 2011-11

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 11, maart 2011 33 H. De Lubac zou er zeker mee instemmen dat de circulaire relatie waarover hij zo mooi schreef in zijn ‘Méditation sur l’Eglise’ – de kerk maakt de eucharistie en de eucharistie maakt de kerk – toch aanvangt bij de eucharistie, die zelf haar oorsprong vindt in het offer van Christus. Diezelfde ontologische prioriteit van de gave geldt voor het geloven (genade vooraf aan wilsact), ze geldt binnen het sacrament (de werkdadigheid ex opere operato 87 ), en ze geldt wellicht ook enigszins voor de verhouding tussen geloof en sacrament in de initiatie. Dat maakt weliswaar het geloven als menselijke handeling zeker niet onbelangrijk: zonder geloof geen vruchtbaarheid, zoals we verder zullen zien. Én geloof én sacrament zijn belangrijk, maar met een ontologische prioriteit voor Gods handelen. Ik wil in mijn verdere betoog twee delen onderscheiden, en een uitsmijter. Allereerst: Waar de Rooms-katholieke Kerk goed in is: geen geloof zonder doop (in de doop ontvang je precies het geloof als gave). Dit punt wil veeleer anekdotisch de traditie ter sprake brengen. Daarna: Waar de Rooms-katholieke Kerk vandaag mee worstelt: desondanks geen doop zonder geloof. Dit deel wil vooral ingaan op de huidige pastorale uitdaging, met op de achtergrond de typisch Rooms-katholieke reflexen. Ik eindig straks, zoals de collega’s, met het zoeken naar een interface tussen geloof en cultuur die kansen tot initiatie kan bieden. Bij mij wordt dat niet de rockmuziek, noch de affectiviteit van de Godsrelatie, zoals we die bij Pinksterkerken aantreffen, maar het beste exportproduct van het christendom zelf, namelijk het (sacrament van) het huwelijk. 2. Waar de RKK goed in is: geen geloof zonder doop - de doop schenkt het geloof De Traditio apostolica We weten allemaal dat de doop in de oude Kerk slechts werd toegediend na een lange voorbereiding. Geloof en sacrament gingen er samen tot in de ritus zelf. Dat blijkt reeds uit de Traditio apostolica , de verzameling tradities uit de tweede en derde eeuw die aan Hippolytus van Rome werd toegeschreven. Ik citeer. “De dopeling moet dus afdalen en hij die hem doopt moet de hand op zijn hoofd leggen, terwijl hij zegt: ‘Gelooft gij in God, de almachtige Vader?’ En de dopeling moet antwoorden: ‘Ik geloof’. Dan doopt hij hem onmiddellijk eenmaal terwijl hij de hand op zijn hoofd houdt. Vervolgens moet hij zeggen: ‘Gelooft gij in Christus Jezus, de Zoon Gods, die door de heilige Geest uit de Maagd Maria is geboren, die is gekruisigd onder Pontius Pilatus, die is gestorven en begraven en op de derde dag levend uit de doden is verrezen, die is opgestegen ten hemel en zetelt aan de rechterhand van de Vader om eens de levenden en doden te komen oordelen?’ En als hij zegt: ‘Ik geloof’, moet hij hem nogmaals dopen. Dan moet hij nogmaals zeggen: ‘Gelooft gij in de heilige Geest binnen de heilige Kerk en in de verrijzenis van het vlees?’ De dopeling moet dan zeggen: ‘Ik geloof’. En dan dope men hem ten derde male.” 88 Liturgist Joris Polfliet commentarieerde tijdens een studiedag in het Bisdom Gent op 11 november 2009: “We zitten hier in de kern van het initiatieritueel. Interessant is dat de geloofsbelijdenis helemaal is ‘verstrengeld’ met het doopritueel: woord en gebaar zijn heel nauw met elkaar verbonden, sterker dan in de huidige doopliturgie. De doop verschijnt hier duidelijk als een ‘ondergedompeld worden in het geloof van de Kerk’”. Het geloof van de Kerk wordt hier persoonlijk beleden - reden waarom het credo in de eerste persoon enkelvoud staat - bij het ontvangen van het sacrament dat dit geloof schenkt. Geloof en sacrament gaan hier dus helemaal samen. Christen worden is ondergedompeld worden in het geloof van de Kerk, en zich daar persoonlijk bij aansluiten. 87 Te verstaan als ex opere quod operatus est Christus ; vgl. Kasper, o.c. , bladz. 152 88 Hippolytus van Rome, De Apostolische overlevering. Eucharistische gebeden uit de traditie . Kerkvaderteksten met commentaar nr. 6, Bonheiden, 1984, bladz. 29-30

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=