Perspectief 2011-11

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 11, maart 2011 32 Rooms-katholieke sprokkels over de verhouding tussen geloof en sacrament in de initiatie dr. Stijn Van den Bossche 1. Het Rooms-katholieke antwoord luidt: ‘én… én… op alle punten’ Ik weet niet wie deze uitdrukking voor het eerst heeft gebruikt, maar ik wil ze wel citeren: “Het Rooms-katholieke antwoord luidt ‘én - én - op alle punten’.” En dat geldt ook bij geloof en sacrament in hun verhouding tot de initiatie. Zoals vaker heeft de zoektocht over een zogenaamd beperkt thema, via het gevaarlijke principe van de organische samenhang van alles met alles in de theologie, mij binnen de kortste keren doen vastlopen op fundamentele thema’s: de verhouding tussen geloof en sacrament gaat over vrijheid en genade, of minstens vrijheid (overgave, persoonlijke stap, gelovig worden) en institutie (inlijving, wettelijke regeling, een Rooms-katholiek worden) in de Kerk. 86 Toch doe ik een poging om hierover verder te reflecteren, vanuit de Rooms- katholieke traditie. Even terzijde: als ik consequent probeer te spreken over Rooms-katholiek is dat niet vanuit een identitaire reflex, maar omdat in Nederland, waar ik enkele jaren werkte, de niet-roomse katholieken dat keuriger bevonden dan ‘katholiek’; net zoals wij niet graag gewoon als ‘rooms’ worden getypeerd. Ook wat onze identiteit betreft is het juiste antwoord blijkbaar ‘én Rooms - én katholiek’. Ik zou inderdaad het standpunt van de Rooms-katholieke Kerk als volgt willen omschrijven. Men wordt geïnitieerd én door tot geloof te komen én door het sacrament. Het geloof is én genade van Godswege én wilsact van de mens. Maar ook het heilvol ontvangen van het sacrament zelf vereist én de gave Gods én het gelovige antwoord van de mens. Bij die drie is er echter nog steeds een bepaalde prioriteit: het gavekarakter komt voorop, omdat God de eerste is en wij antwoorden. Met de woorden van de Filippenzenbrief: “God immers brengt in u zowel het willen als het doen tot stand, om zijn welgevallen te verwezenlijken.” (Fil 2, 13) Deze prioriteit van Gods gave wil ik even in algemenere termen aanduiden in de verhouding tussen de eucharistie als het initiatiesacrament bij uitstek, en de Kerk als gelovige gemeenschap. Paus Benedictus ziet in de wisselwerking tussen eucharistie en Kerk tegelijk een ontologische prioriteit van de eucharistie. “Inderdaad heeft Christus zelf in het kruisoffer de Kerk voortgebracht als zijn bruid en zijn lichaam. … Een contemplatieve blik ‘op Hem … die zij hebben doorstoken’ (Joh. 19, 37) brengt ons tot nadenken over het oorzakelijke verband tussen het offer van Christus, de Eucharistie en de Kerk. Inderdaad: ‘De Kerk leeft van de Eucharistie’. Daar in de Eucharistie het verlossende offer van Christus tegenwoordig komt, moet men voor alles erkennen dat er ‘een oorzakelijke invloed van de Eucharistie … op het ontstaan zelf van de Kerk is’. De Eucharistie is Christus, die zich aan ons schenkt en ons zo voortdurend als zijn Lichaam opbouwt. In de indrukwekkende wisselwerking tussen de Eucharistie, die de Kerk opbouwt, en de Kerk zelf, die de Eucharistie verwezenlijkt, staat de Eucharistie aan het begin: de Kerk kan het mysterie van de in de Eucharistie aanwezige Christus juist daarom vieren en aanbidden, omdat Christus zich eerst in het kruisoffer aan haar heeft geschonken. De oorzakelijke invloed van de Eucharistie op het ontstaan van de Kerk maakt ten slotte duidelijk dat niet alleen chronologisch, maar ook ontologisch zijn liefde, waarmee Hij ons ‘het eerst heeft liefgehad’, er eerder was. Hij is in eeuwigheid degene die ons het eerst liefheeft.” 86 W. Kasper, Die Liturgie der Kirche (Gesammelte Schriften, Band 10). Herder, 2010 , bladz. 148. Zie ook verder bladz.153: “Het probleem van de kinderdoop en de verhouding tussen geloof en doop voert ons dus binnen in de diepste problemen van de theologie überhaupt. Het gaat hier uiteindelijk om de grondrelatie van de mens tot God en van God tot de mens”.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=