Perspectief 2010-7

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 7, maart 2010 21 dialoog hiervoor waardevolle overwegingen oplevert, ook al is het duidelijk, dat de Unie van Utrecht vanwege haar herkomst niet eenvoudigweg met de Oosterse Kerken kan worden vergeleken. Maar als de beoogde kerkelijke gemeenschap een model voor andere Kerken wil zijn, dan kan het bij de concrete realisering niet om iets gaan dat feitelijk toch een ‘terugkeeroecumene’ is, in welke eenheidsretoriek ze ook wordt verpakt. Nu echter over de reacties. Sommigen getuigen allereerst van onwil. “Waarom moeten wij (weer) rooms worden?” kan als een soort leidmotief gelden voor de meest uiteenlopende opmerkingen. Dat zeggen mensen van wie de families al generaties lang Oud-katholiek zijn, maar ook mensen die pas zijn toegetreden en die, wanneer ze uit de Rooms-katholieke Kerk komen, vrezen van de regen in de drup te raken. Wat er allemaal aan persoonlijk leed tot en met rondgestrooide clichés over de onveranderlijke machtsaanspraak van Rome aanwezig is, kan worden verbonden met wat er in de media te horen is. Zo ontstaat een interpretatiekader voor de dialoogtekst, die dan misschien helemaal niet meer zorgvuldig wordt gelezen. In die zin hebben de avances van de huidige paus ten aanzien van de Piusbroederschap en ten aanzien van met hun kerk ontevreden anglicanen - prof. Urban heeft dat al genoemd - ertoe bijgedragen onze dialoog als een soort pauselijke omhelzingpoging te interpreteren. Dat wekt wantrouwen. Hoe deze andere avances ook te begrijpen zijn, onze dialoog beoogt een andere vorm van kerkelijke gemeenschap. Voor de toekomst van de dialoog is van beslissend belang, dat op lokaal niveau in de afzonderlijke landen waar de Unie van Utrecht present is regelmatig ontmoetingen plaatsvinden, met leken en geestelijken. Deze ontmoetingen moeten door geëngageerde en gevoelige mensen op een samenhangende wijze worden georganiseerd. “Gevoelig” daarom, omdat het er nu juist op aankomt de niet-theologische factoren op de een of andere manier te verwerken. Ze bestaan immers aan beide kanten, niet alleen aan Oud-katholieke zijde. Deze verwerking is het, die in de tekst “zuivering van de herinnering” 30 wordt genoemd en een standvastig wederzijds vertrouwen vergt. Vertrouwen is niet gelijk aan goedgelovigheid, maar in een sfeer van angst en wantrouwen kan vertrouwen niet groeien. En standvastigheid mag zich niet laten ontmoedigen door wat in de Kerken van officiële zijde of door individuele personen aan ruis wordt geproduceerd. 30 vgl. nr. 3, blz. 27 SRKK

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=