Perspectief 2010-7

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 7, maart 2010 20 Een vervolg van de theologische dialoog van onze beide Kerken zal zich dus eerst dieper met de “openstaande vragen” met betrekking tot de ecclesiologie en de Mariadogma’s van 1854 en 1950 moeten bezig houden. De eerste thematiek begint natuurlijk met de “fundamentele overeenkomsten”, die immers, zoals in nummer 39 wordt gerecapituleerd, laten zien, “dat de op het Eerste Vaticaans Concilie geformuleerde leer over het primaat van de paus, wanneer daarmee de paus niet uit de communiostructuur wordt losgemaakt, niet meer zoals vroeger het gewicht hoeft te hebben van een kerkscheidend verschil”. Prof. Urban heeft al laten zien, dat de in hoofdstuk 5 - “De dienst van de paus aan de eenheid van de Kerk en haar blijven in de waarheid” - vermelde Oud-katholieke en Rooms-katholieke uitspraken in sterke mate de “indruk van een onverzoenbare tegenstelling” wekken. Hier is sprake van een spanning, die we ook in de “openstaande vragen in de ecclesiologie” tegenkomen. 24 Ze wordt iets afgezwakt, doordat de tekst – eerst als Rooms-katholieke uitspraak 25 , vervolgens als gezamenlijke uitspraak 26 – naar de gegrondheid van sommige bezwaren tegen de leer van het pauselijke primaat - bijvoorbeeld naar de oproep van paus Johannes Paulus II in de encycliek “Ut unum sint” uit 1995 - verwijst. 27 Deze nodigt de andere Kerken uit om deel te nemen aan een dialoog over een oecumenisch acceptabele vorm van de uitoefening van het primaat. Deze vraag toont toch wel aan, dat ook naar zijn inschatting de desbetreffende uitspraken in teksten van het Tweede Vaticaans Concilie en de verschillende kerkrechtelijke uitwerkingen dit nog niet voor elkaar kunnen krijgen. En leer en praxis veronderstellen elkaar immers. Over de tweede thematiek wil ik hier alleen het volgende zeggen. Met het oog op een Rooms-katholieke – Oud-katholieke kerkelijke gemeenschap is het op de eerste plaats problematisch, dat de twee Mariadogma’s van 1854 en 1950 van Oud-katholieke zijde uitdrukkelijk zijn verworpen: het eerste in de zogenaamde Verklaring van Utrecht uit 1889, het tweede in een verklaring van haar Internationale Bisschoppenconferentie in 1950. De “Christkatholisch – Römisch-Katholische Gesprächskommission” in Zwitserland (CRGK) wil zich ermee bezig houden hoe we in deze kwestie verder kunnen komen. Een zekere hulp kunnen daarbij ook de resultaten en referaten van de 40 ste Internationale Oud-katholieke Theologenconferentie in 2008 bieden. VI. “De weg die nu voor ons ligt.” Om over dit onderwerp te spreken hebt u mij als lid van de dialoogcommissie uitgenodigd. Ik heb mij daarbij tot de theologische vragen in engere zin beperkt. Zouden echter beide Kerken serieus willen doorgaan op de weg naar kerkelijke gemeenschap, dan moeten evenzo, wellicht zelfs uitgebreider, zogenaamde niet- theologische factoren als ook “openstaande vragen” ter sprake worden gebracht. Om ze in details uiteen te zetten zou een afzonderlijke voordracht vergen. Welke rol ze spelen laten bijvoorbeeld de eerste reacties zien op dat wat in de nummers 83-86 staat, bijvoorbeeld wat daaruit in de media bekend werd: “Oud-katholieke denkbeelden over de vorm van een mogelijke kerkelijke gemeenschap”. Op zich zijn deze denkbeelden eerder defensief geformuleerd: voor de gemeenschap met de paus moeten niet de institutionele richtlijnen en regelingen van het westerse en oosterse kerkrecht ( CIC 1983 en CCEO 1990 ) het model zijn 28 ; de liturgisch-canonieke structuren van de Unie van Utrecht en haar lidkerken met inbegrip van haar oecumenische verplichtingen moeten bewaard blijven. 29 Er is nog zeer veel creatieve reflectie nodig als het erom gaat te proberen deze kerkelijke gemeenschap in praktijk om te zetten. Ik kan me voorstellen, dat wederom de Orthodox – Rooms-katholieke 24 nrs. 44-47, blz. 40-41 SRKK 25 nr. 33, blz. 37 SRKK 26 nr. 43, blz. 39-40 SRKK 27 zie ook het Woord vooraf, blz. 24 SRKK 28 vgl. nr. 86, blz 49 SRKK 29 vgl. nr. 83, blz. 48 SRKK

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=