Perspectief 2010-7

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 7, maart 2010 22 S LOTWOORD Broeders en zusters in Christus, Bij gelegenheid van de presentatie van de Nederlandse vertaling van de resultaten van de Oud-katholieke - Rooms- katholieke dialoog mag ik afsluitend het woord tot u richten. Er is deze middag al heel veel gezegd over het nieuwe rapport. Zowel in de goede, degelijke inleidingen van de professoren Visser, Urban en Von Arx als in de vragenronde. Daar wil ik niet zozeer iets aan toevoegen. Ik wil er wel twee punten uithalen, waarvan ik hoop dat ze ons helpen het receptieproces én het vervolg van de dialoog verder te brengen. Allereerst wil ik iets vertellen over de bijeenkomsten. Elf keer zijn we als commissie bijeen gekomen, in Zwitserland, Duitsland en één keer in Oostenrijk en Nederland. Het waren korte, tweedaagse bijeenkomsten. Maar bovenal waren het intense en intensieve bijeenkomsten, waarin hard werd gewerkt. Daarnaast was er - zeer belangrijk - ruimte voor ontmoeting en gebed. Naast alle theologische, ecclesiologische, kerkjuridische en soms toch ook psychologische aspecten die tijdens de dialoogbijeenkomsten ter sprake komen, mag het element van ontmoeting nooit worden onderschat. In de ontmoeting leer je de dialoogpartner persoonlijk beter kennen. Wat zijn haar of zijn drijfveren? Hoe denkt en argumenteert iemand? Hoe staat hij of zij in het leven en in de Kerk? De persoonlijke ontmoeting en de verdieping van de relatie geeft zo een menselijke context aan de inhoudelijke debatten. De ontmoeting tussen Kerken wordt aldus een ontmoeting tussen mensen. Naast de ontmoeting was er tijdens onze dialoogbijeenkomsten ook ruimte voor gebed. In zijn voordracht ging professor Urban wat dieper in op het karakter van de gebrouilleerde verhouding tussen onze beide Kerken. In lijn met het dialoograpport typeert hij die als een familieruzie. Het gezamenlijk bidden opent voor een dergelijke beeldspraak een verrassend perspectief. Als twee twistende kinderen richten we ons tot de Vader. Weet u het nog, van vroeger? Onze ouders waren allerminst gelukkig wanneer er thuis weer eens wat speelde tussen broers en zussen. Zou dat niet ook zo gaan met onze hemelse Vader? En moet dat er ons niet toe aanzetten om onze twist terzijde te schuiven en oprecht te werken aan het herstel van de zusterband tussen onze Kerken? Dan moet je echter het gesprek aangaan, met je broeders en zusters, maar ook in gezamenlijk gebed tot de hemelse Vader. Door het gebed wordt de ontmoeting tussen Kerken een ontmoeting tussen broers en zussen. Het tweede punt betreft de perspectieven van onze dialoog. Het rapport geeft onze beide Kerken, gezamenlijk en afzonderlijk, een flinke portie huiswerk. Op de verschillende velden van ecclesiologie, primaat, Mariadogma’s, vrouwenwijding etc. moet veel werk worden verzet. Nadat deze punten via de methode van de gedifferentieerde consensus aan het licht zijn gebracht, zouden ze moeten worden geordend in een hierarchia questionum. Om verdere stappen te zetten naar het herstel van de eenheid moeten we heel helder hebben wat wezenlijk en wat bijkomstig is. Sommige kwesties hebben betrekking op de kerkorde terwijl andere de fundamenten van het geloof raken. Weer ander kwesties raken zowel kerkorde als fundamenteel geloofsgoed. Voor beide kerken is op lang niet alle punten altijd even helder welke status aan een bepaald onderwerp moet worden toegekend. Het formuleren van een hierarchia questionum is geen eenvoudige zaak. Maar zodra het komt tot Mgr. J. van Burgsteden s.s.s. is hulpbisschop van het bisdom Haarlem en namens de Rooms-Katholieke Bisschoppen-conferentie bisschop- referent voor oecumene en de Oosterse kerken.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=