Perspectief 2010-7

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 7, maart 2010 15 D E WEG DIE NU VOOR ONS LIGT I. Ik heb de opdracht gekregen enkele gedachten naar voren te brengen over hoe het verder moet met onze commissietekst ‘Kerk en kerkelijke gemeenschap’. Mijn onderwerp is dus het receptieproces, waarbij op middellange en lange termijn moet blijken of en hoe de door de commissie gegeven impuls door de beide Kerken en hen die daarin verantwoordelijkheid dragen zal worden opgepakt. Daarbij, zo mag worden gehoopt, zal ook blijken – en hier citeer ik vrij uit paragraaf 25 van de dialoogtekst – of en hoe de aangegeven weg naar een mogelijke kerkelijke gemeenschap beantwoordt aan de wil van God” voor de eenheid van de Kerk en haar blijven in de waarheid van het apostolische geloof. Een eerste stap op deze weg is aan Oud-katholieke zijde reeds gezet met de verklaring van de 41 ste Internationale Oud-katholieke Theologenconferentie van augustus 2009. Ik citeer daaruit de twee belangrijkste uitspraken: “De conferentie juicht de fundamentele overeenkomsten in kerkopvatting toe, met inbegrip van een situering van het pausambt binnen haar communiostructuur. Ze juicht bovendien de toegepaste methode van gedifferentieerde consensus toe, waarmee fundamentele overeenkomsten worden vastgesteld en nog resterende verschillen, die niet noodzakelijk kerkscheidend zijn, worden genoemd. De conferentie deelt daarom de inschatting van de commissie, dat door de aangetoonde mate van overeenstemming voor het eerst de mogelijkheid van kerkelijke gemeenschap als denkbaar te voorschijn komt, die geen ‘terugkeeroecumene’ impliceert. Ze is het eens met de commissie, dat de in het verslag genoemde openstaande vragen een verdere gemeenschappelijke theologische reflectie behoeven.” Nadere standpunten zijn in de lidkerken van de Unie van Utrecht, hetzij van vergaderingen van geestelijken, hetzij van bisdomsynodes, te verwachten. Natuurlijk zal ook de Internationale Oud-katholieke Bisschoppenconferentie als een van de twee opdrachtgevers van de dialoogcommissie zich daarover uitspreken. Ik hoop ook, dat ze het receptieproces in zijn eerste fase zal coördineren. Aan Rooms-katholieke zijde zal een van de eerste stappen van de receptie zijn de publicatie van de tekst in een Engelse vertaling in de Information Service van de Pauselijke Raad ter Bevordering van de Eenheid van de Christenen. Deze publicatie zal – zoals gebruikelijk bij zulke teksten – vergezeld gaan van een commentaar van de Congregatie voor de Geloofsleer. Het is niet aan mij daarover meer te zeggen. II. Eigenlijk zou ik mijn referaat nu kunnen beëindigen, want ik kan de toekomst niet voorspellen. Maar daarvoor hebt u mij niet uitgenodigd. Ik wil het ook niet proberen met gissen, noch in de rol van Cassandra kruipen. Liever zou ik willen uiteenzetten wat volgens mij een succesvolle receptie van de tekst impliceert. Ik ga daarbij uit van twee fundamentele constateringen met betrekking tot de tekst. Prof. dr. Urs von Arx is Oud-katholiek en emeritus-hoogleraar van de Christklatholische theologische faculteit van de Universiteit van Bern met als specialisaties Nieuwe Testament, kerkgeschiedenis en ecclesiologie.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=