Perspectief 2009-4

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, Jrg. 2, nr.4, juni 2009 4 de Kerk, voor eensgezindheid en onderlinge liefde. Ignatius had wellicht de Richtlijnen over de waarachtige gezindheid betreffende de strijdende kerk uit het boekje van de geestelijke oefeningen gezonden. Hij twijfelt er niet aan dat de christen in alles de hiërarchische Kerk, de ware bruid van Christus die door de paus als plaatsbekleder ( vicarius ) van Christus wordt geleid, moet gehoorzamen. Hoewel de bronnen, de oorsprong en de plaats van deze richtlijnen, die pas na de voltooiing van de Geestelijke Oefeningen omstreeks 1534/1535 werden toegevoegd en naamloos naar verschillende contemporaine misvattingen verwijzen, onduidelijk blijven, doelen enkele regels op Lutherse afwijkingen. Alhoewel hij historisch nog niet was geviseerd, kon Calvijn zich bij de lezing getroffen voelen. De regels loven immers een reeks gebruiken en leerstellingen die niet alleen door de volgelingen van Erasmus, maar ook door de protestanten werden bekritiseerd en afgewezen, zoals de paus, de mis, de biecht, het kloosterleven, relieken, vasten en boete. Aanvankelijk zijn Maarten Luther en Wittenberg het boegbeeld en de bakermat van de protestantse Reformatie. Reeds spoedig ontstaan nieuwe haarden in Europa. Feitelijk is de Reformatie geen eenheidsbeweging maar eerder een netwerk van contacten, uitwisselingen en wellicht spanningen tussen kernen met een eigen evolutie, eigen zwaartepunten en protagonisten, en dit aanvankelijk vooral in Duitsland en Zwitserland. Na de dood van Luther in 1546 traden vooral Genève, Calvijn en het calvinisme resoluut meer en meer op de voorgrond. In hun veelzijdig apostolaat werden de jezuïeten deze confessionele verschuivingen gewaar en waren zij getuige van de verbrokkeling en de inter-protestantse partijvorming en gebruikten deze voor hun eigen contrareformatorische werking. Zij zagen ook de politieke implicaties van de verdeeldheid. In Frankrijk werden ze betrokken in de strijd om de opvolging van Henri III Valois door de protestantsgezinde Henri IV Bourbon en in het geruzie over de moraliteit van de tirannenmoord. In de Nederlanden komt het calvinisme ter sprake in strijdschriften over de vrijheidsstrijd in de Verenigde Provincies of in apologieën voor de jezuïetenorde. Zo publiceerde de welbekende Carolus Scribani verschillende, soms lijvige, polemische dialogen en traktaten tegen de calvinisten in de Nederlanden en in Frankrijk. Zijn eerste werk draagt als titel, onmisverstaanbaar, Ars mentiendi calvinistica (De calvinistische kunst van het liegen; 1602) en een achttal jaren later is er nog een uitgebreide Orthodoxae Fidei Controversia (Controversen over de rechtgelovigheid; 1610), waarin calvinistische leerstukken omtrent de Schrift en de Traditie, de authentieke prediking en de heiligenverering worden weerlegd. In de gruwelijke dertigjarige oorlog, die tevens een Europese godsdienstoorlog was, stonden enkele jezuïeten als biechtvaders en raadgevers van koningen agressief aan de katholieke zijde. De eerste generaties jezuïeten waren dus bezorgde getuigen, zowel van de uitbreiding van het calvinisme als van de bittere confessionele verdeeldheid in het protestantse kamp en de pogingen tot verzoening. Naar aanleiding van een gerucht over een gepland overleg tussen lutheranen en calvinisten in september 1566 te Erfurt, dat uiteindelijk niet plaatsvond, ontwikkelde zich een briefwisseling tussen pater Hieronymus Nadal, één van de vertrouwenspersonen die de Duitse situatie van nabij kende, en de generaal van de orde, pater Francesco de Borja. Wat kunnen de jezuïeten doen? Het ware immers goed om zulke overeenkomst te verhinderen, want “hun onenigheid is zeer nuttig voor de katholieke kerk.” Wellicht kunnen ze een brief schrijven over de verschillen tussen beide confessies en die onder de protestanten verspreiden, meent de generale overste. Wanneer de overste verneemt dat het overleg is mislukt omdat behalve enkele lutherse predikanten niemand opdaagde, geen vorsten, geen calvinisten, dankt hij Nadal en spoort hem aan om al wat mogelijk is te doen om de talen te verwarren als de protestanten voortbouwen aan de toren van Babel. In een dialoog van dezelfde Nadal over de roeping van de jezuïeten wijst de katholieke deelnemer, Philalethes (‘de vriend van de waarheid’, uiteraard!) zijn verzoenlijke lutherse gesprekspartner Philippicus , die beweerde dat de studies in de orde tegen het evangelie waren gericht, terecht. Integendeel, zegt hij, ze zijn gericht tegen Luther en Zwingli en hun volgelingen. De lutheraan is akkoord als dit Zwingli en Calvijn betreft: “Zij zijn immers een afschuwelijke pest voor het ware evangelie.” Maar Luther, de ‘Duitse Elias’? Let op je woorden! waarschuwt Philippicus. Zo zinspeelt hij

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=