Oecumenisch Directorium

HOOFDSTUK III 61 C. GESPECIALISEERDE VORMING 87. Belang van de vorming tot dialoog. Gezien de invloed die de hogere cultuurcentra uitoefenen, is het duidelijk dat de kerkelijke faculteiten en de andere instituten voor wetenschappelijk onderwijs een bijzonder gewichtige rol hebben te spelen bij de voorbereiding op de oecumenische dialoog, voor het verloop van deze dialoog en voor het naderbij brengen van de eenheid van de christenen die de dialoog hen helpt realiseren. De didactische voorbereiding op de dialoog moet aan de volgende eisen beantwoorden: a) een persoonlijke, oprechte, in geloof beleefde betrokkenheid, want als die ontbreekt is het niet langer een dialoog tussen broeders en zusters, maar enkel een academische exercitie; b) het zoeken naar nieuwe wegen en middelen om te komen tot wederzijdse betrekkingen, en om de eenheid te herstellen die berust op een grotere trouw aan het evangelie en een authentiek belijden van het christelijk geloof in waarheid en liefde; c) het besef dat de oecumenische dialoog niet een zuiver private aangelegenheid is tussen particuliere personen of groepen, maar dat deze plaats heeft binnen het kader van het oecumenisch engagement van de gehele kerk; daarom moet de dialoog worden gevoerd in overeenstemming met de leer en richtlijnen van haar herders; d) de bereidheid om te erkennen dat de lidmaten van de verschillende kerken en kerkelijke gemeenschappen ons kunnen helpen om de leer en het leven van hun gemeenschappen beter te begrijpen en nauwkeurig uiteen te zetten. e) eerbied voor het persoonlijk geweten en de persoonlijke overtuiging van ieder die een uiteenzetting geeft over een aspect of leerstuk van zijn eigen kerk of over de wijze waarop hijzelf de goddelijke openbaring verstaat;

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=