Doof de Geest niet uit

HOOFDSTUK II 8 profetisch de eschatologische uitstorting van de gaven van de Geest op het hele volk van God aan (Joël 2:28).5 17. De Evangeliën in het Nieuwe Testament openbaren Jezus als de Messias die door de Vader gezonden werd en waarop de Geest neerdaalde bij zijn doop (Luc. 3:21-22). In zijn openingspreek in Nazareth identificeert Jezus zich als degene die door de Geest gezalfd is om aan de armen het goede nieuws te verkondigen en om de aanwezigheid van het koninkrijk van God te tonen door de zieken te genezen en de onderdrukten te bevrijden (Luc. 4:18-21). In zijn antwoord op de vragen van Johannes de Doper wees Jezus op zijn charismatische werk als bewijs dat Hij de beloofde ‘Gezalfde’ was (Mat. 11:4-6). Jezus zond de twaalf (Mar. 6:7; Mat. 10:1; Luc. 9:1) en later de zeventig (Luc. 10:9) uit en gaf hen macht om te verkondigen, te genezen en demonen uit te drijven (Mar. 6:13; Luc. 9:6). Aan het einde van het Marcusevangelie belooft de verrezen Jezus dat charismatische tekenen en bescherming tegen het kwaad zijn volgelingen zal kenmerken: Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen, met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen. (Mar. 16:17-18) 18. Alle vier Evangeliën melden de profetie dat Jezus degene is die in de Heilige Geest doopt volgens de belofte (Mat. 3:11; Mar. 1:8; Luc. 3:16; Joh. 1:33). In de Handelingen van de Apostelen wordt de vervulling van deze belofte op het Pinksterfeest beschreven. De opzienbarende verhalen in de Handelingen tonen aan dat de 5 Jesaja 11:1-2 beschrijft de Messias als iemand die begiftigd is met de Geest van wijsheid, inzicht, verstandig beleid, kracht, kennis en eerbied voor de HEER (de Septuagint voegt vroomheid toe). In de katholieke traditie worden deze beschouwd als de zeven heiligende gaven van de Geest, die aan alle christenen in de doop en het vormsel gegeven worden. (Zie Thomas Aquinas, Summa Theologia I-II, q. 68; paus Leo XIII, Divinum Illud Munus 9; Catechismus van de Katholieke Kerk [CKK, vertaling uitgegeven in 2008], par. 1831). Deze gaven worden aldus onderscheiden van charisma’s die in verschillende mate aan verschillende mensen gegeven worden.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=