Doof de Geest niet uit

REFLECTIE OP SPECIFIEKE CHARISMA’S 15 A. PROFETIE 30. De Schrift hecht grote waarde aan het charisma van profetie (Hand. 2:17-18; 1 Kor. 14:1,39). Degenen die profeteren, zijn door God geroepen en door de Heilige Geest geïnspireerd om de boodschap die God hen gegeven heeft te verkondigen (1 Kor. 12:10-11). In een profetische boodschap kan over de daden van God in het verleden worden gesproken; zij kan ingaan op de huidige situatie waarin God zijn volk oproept tot heiligheid, verbondstrouw en maatschappelijke gerechtigheid; of zij kan beloftes van God voor de toekomst onthullen. De woorden die door het charisma van profetie worden ingegeven hebben hun oorsprong in God en worden gegeven met het doel het volk van God op te bouwen (1 Kor. 14:3). 1. PROFETIE IN DE SCHRIFT 31. Door de hele heilsgeschiedenis heen heeft God ervoor gekozen zichzelf, zijn heilsplan en zijn bedoelingen op velerlei wijzen aan mensen te openbaren; daaronder hoort de profetie (Heb. 1:1). Profetie in het Oude Testament vormt de achtergrond voor het verstaan van het charisma van profetie in het Nieuwe Testament. God heeft bepaalde mensen geroepen in zijn naam te spreken (Ex. 4:15-16; Jes. 6:1-13; Jer. 1:4-10; enz.), waarbij zij zijn woord overbrengen en voorspraak doen voor zijn volk. Soms heeft God zijn boodschap geopenbaard door visioenen of dromen (Job 33:14-18; Jes. 6:1-13; Jer. 1:11-13); andere keren heeft Hij dat gedaan door gedachten, indrukken of ‘fluisteringen’ zoals in de stille, zachte stem die Elia hoorde (1 Kon. 19:12); en in nog andere gevallen door een hoorbare stem zoals bij de jonge Samuel (1 Sam. 3:1-18). 32. Terwijl alle authentieke profetische woorden van God komen en aan de profeet doorgegeven worden door middel van goddelijke inspiratie, moet toch het menselijke niet over het hoofd gezien worden, daar profeten hun boodschap uitdrukten in woorden die de mensen konden begrijpen. De profeet ontving een waarneming, een visioen of een woord van de Heer en gaf deze vervolgens door op een manier die de eigen taal van de profeet, zijn persoonlijke achtergrond, opleiding en culturele context weerspiegelde. Profeten gebruikten vaak beeldspraak, symbolen of daden (Jes. 20:2-6; Jer. 13:1-11; Hos. 1:2-8, 3:1) die soms uitgelegd of toegepast moesten worden (Hos. 12:10; Ez. 20:45-49).

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=