Zand en Stenen

Palmzondag: Jesaja 50, 4 - 7 [ 4 ] God, de HEER, gaf mij een vaardige tong, waarmee ik de moedeloze kan opbeuren. [ 5 ] Elke ochtend wekt hij mijn oor, zodat het toegerust is om aandachtig te horen. God, de HEER, heeft mijn oren geopend en ik heb geen verzet geboden, ik ben niet teruggedeinsd. [ 6 ] Ik heb mijn rug blootgesteld aan mijn folteraars, wie mij de baard uittrokken, bood ik mijn wangen aan. Ik heb mijn gezicht niet verborgen toen ze mij beschimpten en bespuwden. [ 7 ] God, de HEER, zal mij helpen, daarom word ik niet gekwetst en is mijn gezicht zo onbewogen als een rots, want ik weet dat ik niet beschaamd zal staan. Filippenzen 2, 6 – 11 [ 6 ] Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, [ 7 ] maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens.[ 8 ] En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. [ 9 ] Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, [ 10 ]opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, [ 11 ] en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader. Psalm 22 [ 7 ] Maar ik ben een worm en geen mens, door iedereen versmaad, bij het volk veracht. Allen die mij zien, bespotten mij, ze schudden meewarig het hoofd: [ 17 ] Honden staan om mij heen, een woeste bende sluit mij in, zij hebben mijn handen en voeten doorboord. [ 18 ] Ik kan al mijn beenderen tellen. Zij kijken vol leedvermaak toe. [ 19 ] verdelen mijn kleren onder elkaar en werpen het lot om mijn mantel.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=