Pagina 12 - Overig

Basis HTML versie

12
De Engelsen zegden in WO I
de Assyrische christenen een
eigen staat toe, maar het plan
werd nooit ten uitvoering ge-
bracht. Youel: “Het is gewoon
mijn land. Mijn volk was er al
7.000 vC. Ook Israël heeft een
eigen land gekregen. Waarom
hebben wij geen eigen land? Je
kunt het in de bijbel lezen; het
is gewoon de geschiedenis.”
“Bush vraagt God om Zijn
zegen voor Amerika, dat ten
oorlog trekt. Dat moet hij niet
doen. God is niet voor oorlog;
Hij heeft niets met oorlog te
maken.” Youel ziet niet dat er
dingen ten goede zijn veran-
derd sinds de Amerikaanse
inval. “Mijn familie in Basra
vertelt me dat ze maar vier uur
per dag elektriciteit hebben en
er geen water is. De mensen
moeten hun water kopen.”
“Je hoort dramatische ver-
halen. Er zijn zoveel chris-
tenen vermoord in Bagdad, in
Mossoel, in Basra. Mensen die
in Basra een slijterij hadden
werden vermoord.” Ook een
neef van Youel met een drank-
winkel kreeg dreigbrieven.
“Hij is met zijn vrouw naar
Syrië vertrokken. Hij durfde er
niet meer te leven. Wie be-
schermt hen? Of er toekomst
is voor christenen in Irak…?
Ik twijfel.”
“Het is moeilijk om een stabiel
land te krijgen. De mensen zijn
veertig jaar onderdrukt. Het is
als met een vogel die je in een
kamer opsluit. Als je de deur
opendoet, is-ie weg. Je kunt
mensen niet in één dag en één
nacht vrijheid geven. Dat is
heel moeilijk.”
“We hopen dat een nieuwe regering
de christenen niet zal vergeten”
Een rijtjeswoning in Oldenzaal. De familie woont er nog
maar een jaar. Helda vertelt dat 100 meter achter het huis de
kerk ligt. Als we de andere kant op kijken wijst ze aan de
voorkant van het huis achter een paar rijtjes huizen de
school aan waar de twee jongste kinderen naar school gaan.
De oudste dochter volgt een juridische opleiding aan het
ROC. De andere dochter gaat naar de basisschool met haar
jongere broertje Frank.
Frank is in Nederland geboren.
Helda vertelt hoe hij aan zijn
Hollandse naam komt: “We
kwamen rechtstreeks uit het
asielzoekerscentrum aan op
het station in Ommen, waar we
werden opgewacht door twee
mensen van Vluchtelingen-
werk. In het huis dat we toege-
wezen hadden gekregen,
ontmoetten we Frank.” Een
boom van een vent blijkt uit
haar gebaren. Hij gaf de fa-
milie een hartelijke welkom en
was ook later zeer behulp-
zaam: “Hij heeft heel veel
gedaan voor ons. Ik vergeet
hem nooit.”
Staatsterreur
Helda is 39 jaar oud. Twaalf
jaar geleden vluchtte het gezin
uit Irak. Haar man was terug-
gekeerd uit dienst in het leger
in de oorlog van Irak en Iran.
Die oorlog duurde van 1980 tot
1988. “Hij had nog geen adem
gehaald of hij werd al weer
opgeroepen voor de volgende
oorlog, de Eerste Golfoorlog
die begon in 1991,” vertelt
Helda. Hij weigerde, waarop
de familie vluchtte. De straf
voor dienstweigering was
dood door ophanging, maar
haar man had genoeg van de
oorlog: “In de oorlog tegen
Helda met op het bureaublad van de computer
een foto van haar broer in Irak. Foto: KVvO.