De Kerk- Op weg naar een gemeenschappelijke visie

12 HOOFDSTUK II De Kerk van de Drie Ene God voedt het lichaam van Christus en blaast het leven in door de levende stem van de verkondi- ging van het Evangelie, door sacramentele gemeenschap, vooral in de eucharistie, en door ambten die een dienst zijn. Het profetisch, priesterlijk en koninklijk volk van God 17. Met de roeping van Abraham koos God zich een heilig volk. De profeten hebben deze uitverkiezing en roeping herhaaldelijk in herinnering geroepen met de volgende krach- tige formulering: ‘Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn’ (Jer. 31,33; Ez. 37,27; weer- klank in 2 Kor. 6,16; Heb. 8,10). Het verbond met Israël markeerde een beslissend moment in de zich ontvouwende verwezenlijking van het heilsplan. Christenen geloven dat God in het dienstwerk, de dood en de verrijzenis van Jezus en in de zending van de heilige Geest het nieuwe verbond heeft ingesteld met de bedoeling alle mensen met hem en met elkaar te verenigen. Het verbond dat door Christus is geïnitieerd is echt nieuw en toch blijft de Kerk in Gods plan ten diepste verbonden met het volk van het eerste verbond waaraan God altijd trouw zal blijven (vgl. Rom. 11,11-36). 18. In het Oude Testament is het volk Israël op weg naar de vervulling van de belofte dat in Abraham alle volken op aarde zullen worden gezegend. Allen die zich tot Christus wenden vinden deze belofte vervuld in hem, toen hij op het kruis de muur die jood en heiden verdeelde afbrak (vgl. Ef. 2,14). De Kerk is een ‘uitverkoren geslacht, een koninkrijk van pries- ters, een heilige natie, Gods eigen volk’ (1 Petr. 2, 9-10). Terwijl gelovigen het unieke priester- schap van Christus erkennen, door wiens ene offer het nieuwe verbond is ingesteld (vgl. Heb. 9,15), zijn zij geroepen in hun leven tot uitdrukking te brengen dat zij ‘een koninkrijk van priesters’ worden genoemd, die zichzelf ‘als een levend offer dat heilig en God aangenaam is aanbieden’ (Rom. 12,1). Iedere christen ontvangt gaven van de heilige Geest tot opbouw van de Kerk en voor zijn of haar aandeel in de zending van de Kerk. Deze gaven worden gegeven voor het gemeenschappelijk goed (vgl. 1 Kor. 12,7; Ef. 4,11-13) en leggen iedere afzonderlijke plaatselijke gemeenschap en aan de Kerk als geheel op ieder niveau van haar leven een plicht op tot verantwoordelijkheid en verantwoording over en weer. Gesterkt door de Geest worden christenen geroepen hun leerling zijn in een verscheidenheid van vormen van dienst te bele- ven. 19. Het hele volk van God is geroepen een profetisch volk te zijn dat getuigenis aflegt van Gods woord; een priesterlijk volk dat het offer aanbiedt van een leven dat geleefd wordt in leerling zijn; en een koninklijk volk dat als instrument dienstbaar wil zijn aan de vestiging van Gods rijk. Alle leden van de Kerk delen in deze roeping. Met de roeping en zending van

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=