>

Overeen 2020-44

In de spreuken van de woestijnva- ders komen verhalen voor van mon- niken die, geheel door de Geest ver- vuld, vuur worden. Het grote ideaal van het altijddurend gebed betekent niets anders dan een wederzijdse doordringing van God en mens. Niet ik leef meer, maar Christus leeft in mij. Ik ben het niet die bid, maar de Geest verzucht in mij. Toch valt op hoe terughoudend men in de monastieke literatuur is om hierover te spreken. Juist de monnik die hier- aan zijn leven toewijdt, weet dat het iets betreft dat de mens ver te boven gaat en dat hij zich ervoor moet hoe- den ten prooi te vallen aan fantasie en inbeelding. Cassianus (+ 435) zal daarom het doel van het monniksle- ven eerder de zuiverheid van hart noemen. Nederigheid en rouwmoe- dige tranen zijn daar de kenmerken. De ‘natuurlijke’ toekeer van het ik naar zichzelf moet omgevormd wor- den in een radicale ommekeer in Christus naar God en de naaste. De duivel zal geen gelegenheid voorbij laten gaan om die mens door ver- blinding en hoogmoed ten val te brengen. Daarom waren er woestijn- vaders die weigerden om over ver- heven geestelijke zaken als de ver- goddelijking of verlichting te spre- ken met hun bezoekers. Over hun zonden en hun falen, over ascese wilden ze spreken, maar niet over hun ervaringen met God. Uitzuivering De asceet loopt als het ware vooruit op de nieuwe schepping, hij huwt niet; de woestijn wil hij terugverove- ren op de duivel en tot Rijk van Christus maken, een nieuw paradijs. Het strijdtoneel, de echte woestijn is zijn eigen hart, met alles wat daarin leeft aan verkeerde neigingen, onvrijheden, angsten, verbeelding, in één woord: de ik-gerichtheid en de impuls tot zelfbehoud. Hij gaat de weg van de zelfontlediging, de keno- sis. Dan kunnen er wonderlijke ver- halen verteld worden over wilde die- ren die vriendschap sluiten met hei- lige mensen, zoals de hl. Seraphim van Sarov en natuurlijk de hl. Franciscus. Van alle zelfzucht en angst bevrijd ging er van hen geen bedreiging meer uit. Deze nadruk op ascese en zelfver- loochening kan gemakkelijk een nogal negatief mensbeeld oproepen. Ik denk dat het eerder het tegen- overgestelde is. De ascetische mens die zich toe legt op het uitzuiveren van zijn hart en zijn gedrag doet dit in de overtuiging dat hij niet op zichzelf staat en zichzelf genoeg kan zijn. Hij leeft in het geloof dat zijn leven voor eeuwig gered kan wor- den als hij weer terug keert in de relatie met God, zoals het Gods bedoeling was toen Hij de mens schiep. Adam is uit de relatie met God weg gestapt om autonoom en los van God tot kennis te komen. Sindsdien ervaart de mens het grote verschil, de grote andersheid tussen God en zijn schepping als een onoverbrug- bare kloof. De monnik kent een diep verlangen naar de hereniging tussen hemel en aarde, maar kan die niet, zomin als ieder ander mens, vanuit zichzelf tot stand brengen. In zijn liefde voor de mens geworden Zoon, Christus, strijdt hij op zijn beurt om in de kracht van de Geest alles te doen om het beeld en de gelijkenis van God, waartoe hij geschapen werd, weer in zichzelf te laten her- stellen. Wat dit aan oneindige heer- lijkheid inhoudt, ziet hij in Christus, wiens lichaam doorstraald werd van het goddelijke licht op de berg Tabor, opgenomen in de eeuwige liefdesrelatie met de Vader. Monastiek leven Het secularisme in de cultuur heeft ook zijn weerslag op het monastieke leven. Christenen zijn kinderen van hun tijd en zijn geneigd net als anderen de werkelijkheid te ervaren als een gesloten binnen-wereldse realiteit. Ook religieuzen staat het doel van hun leven niet altijd helder voor de geest. Het lijkt erop dat met name in het Westen de leefregels van het collectieve kloosterleven niet zelden begrepen werden om vooral een morele deugdzaamheid te bevorderen. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw werd dit nu juist gezien als bron van veel psychisch leed. De psychologie en haar jargon kregen volop de ruimte, ook in de kloosters. Het monastieke ideaal werd vertaald in termen van gezond 7 • april 2020 Vergoddelijking in het monastieke leven door Zr. Hildegard Koetsveld o.s.b. Eén worden met God in de ver- eniging met Christus is het eigenlijke doel van het monas- tieke leven, zoals het dat ook is voor iedere christen. In allerlei beelden kan daarover gesproken worden. De hl. Benedictus spreekt over het vergoddelij- kend licht waarop we onze ogen gericht moeten houden om deel- genoten te worden aan Christus’ Rijk.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=