Overeen 2016-37

2 • september 2016 werd, spiegelt Hij dan de bewogen- heid van de Vader? De Kerk heeft het met deze gedachte lang moeilijk gehad. In de antieke ethiek werd aan mensen het ideaal van de ataraxia of apatheia voorgehouden: zij mochten zich niet mee laten slepen door hun emoties, maar moesten zich laten lei- den door hun rede. Ook van God werd gezegd dat Hij niet onderhevig kon zijn aan wisselende gemoedsbe- wegingen zoals die van mensen. Wat dat betekent voor Gods barmhartig- heid, verwoordt Anselmus van Canterbury (1033–1109) helder: wanneer wij zeggen dat God barm- hartig is, hebben wij het niet over een affect (emotie) in God, maar over een effect dat wij mensen ervaren: wij ervaren Gods handelen als barmhar- tig ( Proslogion 8). In onze tijd, zo denk ik, zijn mensen hier niet langer mee tevreden. Een treffend voorbeeld is dat van Rabbijn Harold Kushner, die wanneer hij getroffen wordt door het overlijden van zijn zoontje schrijft: ‘Ik weet niet wat het voor God is om te lijden. Ik geloof niet dat God iemand is zoals ik, met... ogen... om te huilen, en... zenuwen om pijn mee te voelen. Maar ik stel me graag voor dat de smart die ik voel als ik lees over het lijden van onschuldigen een weerspiegeling is van Gods smart en medelijden, ook al voelt Hij de pijn op een andere manier dan wij.’ De God naar wie Kushner verlangt is de God die de jood Jezus verkondigde. In de parabel van de verloren zoon, die juister de parabel van de barmhartige Vader zou kunnen worden genoemd, wordt het moment waarop de Vader de terugke- rende Zoon waarneemt, als volgt beschreven: ‘Toen hij nog ver van huis was, zag zijn vader hem al en werd ontroerd ; snel liep hij op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem’ (Lucas 15:19). Eerst was er de ontroering, en pas vervolgens zette de Vader het op een lopen. Over de vraag hoe wij de ontroering van de Vader metafysisch moeten duiden mogen de theologen strijden, maar dat zij er was mogen wij niet betwijfelen. Bewogenheid En hoe zit het met ons? Moeten wij de lijdende naaste vooral goed hel- pen, of moeten ook wij vanuit een innerlijke bewogenheid handelen? De parabel van de barmhartige Sa- maritaan geeft het antwoord: ‘Toen kwam er een Samaritaan langs die op reis was; hij zag hem en was ten diep- ste met hem begaan ’ (Lucas 10:33). Ook de barmhartige Samaritaan han- delt vanuit bewogenheid. Jezus vraagt geen ‘doenerigheid’ van ons; met dat soort liefdadigheid stellen wij ons boven onze naasten. Hij vraagt van ons dat wij ons door de naaste laten raken, en dat wij vanuit de geraaktheid in actie komen. Wat dat betekent voor de oecumene, heeft Geert van Dartel onlangs mooi verwoord. Hij laat zien, hoe paus Benedictus XVI in zijn toespraak in Erfurt in 2011 Luthers kernvraag heeft verwoord als ‘Hoe vind ik een barmhartige God?’ Die kernvraag maakte de paus vervolgens tot de zijne, en in feite doet paus Franciscus dat nogmaals in zijn bul Het gelaat van de barmhartigheid waarin hij het heilig jaar aankondigde. En van Dartel eindigt dan: ‘Is het toevallig dat het Heilig jaar van de barmhartigheid voor- afgaat aan de herdenking van het begin van de reformatie in 2017? Ik kan mij dat eerlijk gezegd niet voorstellen. Is het zo bedacht? Dat zou kunnen, Hoe dan ook, de hernieuwde en ver- nieuwde aandacht en de bezielde en persoonlijke verkondiging door paus Franciscus van Gods eeuwige barmhartigheid is de best denkbare voorbereiding op deze herdenking.’ (Communio 2016/1, 31–32) Wij zijn aangewezen op Gods barm- hartigheid en van die van elkaar. En meer dan ooit zijn wij in deze dagen geroepen, deze barmhartigheid ook zelf te beoefenen. £ Marcel Sarot is decaan van de Tilburg School of Catholic Theology en voorzitter van de Katholieke Vereniging voor Oecumene.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=