Overeen 2006 15

5 Overeen, nr. 15, januari 2006 In het eerste geval neigt men er toe de gezagsstructuur in de kerk van boven naar beneden te zien, in het tweede geval juist omgekeerd. In het eerste geval hecht men sterk aan het centrale gezag van de pri- maat, in het tweede geval aan dat van de gezamenlijke bisschoppen als vertegen- woordigers van hun lokale kerken. Dit thema kwam als eerste aan de orde en resulteerde in een, nog niet definitief gere- digeerde, overeenstemming. Daarnaast inventariseerde men de theolo- gische vragen waarin men reeds voorheen overeenstemming had bereikt, zoals de sacramentaliteit van het Kerk zijn en het apostolische ambt van diaken, priester en bisschop. Zo ligt dan als pièce de résistan- ce voor de volgende bijeenkomst(en) de vraag naar het pauselijk primaat op de tafel. Paus en primaatschap Hoe denken oud-katholieken over het primaat van de paus? Hiervoor gaan we terug naar de Bisschopsverklaring van 1889, opgesteld door de eerste Oud- katholieke Bisschoppenconferentie te Utrecht. De bisschoppen van Duitsland, Zwitserland en Nederland legden hun onderlinge verbondenheid voor de toe- komst vast op basis van een gedeelde grondslag. In de tweede stelling van de verklaring wijzen de bisschoppen de onfeil- baarheid en de jurisdictiemacht van de Paus zoals door het Vaticaans Concilie van 1870 vastgelegd af. Wel erkennen ze het historische primaatschap van de bisschop van Rome, die ze als de primus inter pares zien. Daarmee aanvaarden ze het primaat- schap van Rome, maar niet de wijze waar- op het na 1870 uitgeoefend wordt. De daarmee gegeven centralistische gezags- structuur in de kerk is volgens hen in strijd met de oudkerkelijke traditie. Historische studies verzachten overigens de scherpte In het begin van de jaren ‘90 waren de dialogen tussen de Rooms-katholieke Kerk en Oud-katholieke Kerken, die vanaf 1967 in Nederland, Duitsland en Zwitserland werden gevoerd, vastgelopen. Dankzij het initiatief van de St. Willibrordvereniging kwam in 1997 het gesprek in Nederland weer op gang. Dit leidde tot het rapport ‘Het gezamenlijk erfgoed in vreugde delen’ (2002). Intussen waren tussen de Internationale Oud Katholieke Bisschoppenconferentie en de Pauselijke Raad voor de Eenheid besprekingen op gang gekomen om de dialoog op internationaal niveau te herne- men. In 2004 was het zover: een internatio- naal samengestelde dialoogcommissie kwam in mei van dat jaar voor de eerste maal in Bern bijeen. Sindsdien komt men tweemaal per jaar samen. Methode Na een inventarisatie van de resultaten van de voorgaande nationale commissies besloot men daarbij aan te sluiten en zich te richten op het belangrijke geschilpunt tussen beide kerken: de kerkelijke gezags- structuur en daarbinnen de functie van de bisschop van Rome als primaat van de universele kerk. Hiermee sloot men aan bij de oproep van paus Johannes Paulus II in de encycliek ‘Ut Unum Sint’ om tot een open oecumenisch gesprek te komen over de positie van de paus. De deelnemers aan de dialoog kozen ervoor te zoeken naar wat men gemeen- schappelijk kan zeggen over het primaat om langs die weg ook vast te stellen waarin men nog verschilt. Kortom, men volgde de methode van de ‘gedifferentieer- de consensus’, zoals die in Duitsland in de dialoog tussen rooms-katholieken en lutheranen was ontwikkeld. Voorts wilde men inventariseren wat in andere dialogen, zoals die van de rooms- katholieken met de anglicanen, reeds aan overeenstemming inzake het primaat was gevonden. Gezagsstructuur De primaatsvraag staat niet los van de kijk die men op de kerk heeft, met name op de verhouding tussen de zogenaamde lokale kerken en de universele kerk. Gaat de universele kerk aan de lokale kerk vooraf, of is het juist omgekeerd: vanuit de lokale kerk manifesteert zich de universele we- reldwijde kerk? Internationale dialoog rooms- katholieken en oud-katholieken van de toen gevoerde polemiek die ook doorklinkt in deze Bisschopsverklaring. Nieuw standpunt Dankzij het tweede Vaticaans Concilie kwamen op de achtergrond geraakte visies op de gezagsstructuur weer aan het licht: meer ruimte voor de lokale kerken, grotere nadruk op het gezag van de bisschoppen en een roep om decentralisatie van het gezag in de Rooms-katholieke Kerk. Dit bleef niet zonder gevolgen voor het oud-katholieke standpunt blijkt uit een verklaring van de Internationale Bisschop- penconferentie uit 1970. Daarin geeft men nadere invulling aan wat men vanuit de Petrusdienst onder ‘ereprimaat’ van de paus moet verstaan. Dat is niet een pure voorrang in eer, maar houdt een duidelijke opdracht en zelfs een plicht in om de gehele kerk in waarheid en liefde te ver- sterken. En dat in collegiaal verband met alle bisschoppen. Dit betekent voor het primaatschap een dienst aan de kerkelijke eenheid die zich niet beperkt tot de Rooms-katholieke Kerk alleen. In 1970 spreken de bisschoppen de hoop uit dat binnen een alle kerken omvattende conciliaire gemeenschap het oorspronkelij- ke dienstkarakter van het primaatschap als van Petrus een nieuwe vervulling zal vin- den. Oecumenische opdracht Voor het primaatschap van de paus zien ze als opdracht de inzet voor het herstel van de kerkelijke gemeenschap, die uitstijgt boven de confessionele beperkingen die de huidige kerkgemeenschappen ken- merkt. Daarmee sluit men aan bij het verlangen binnen de kerken om enerzijds recht te doen aan de verscheidenheid, die samenhangt met de katholiciteit van de kerk, en anderzijds een zichtbaar eenheids- centrum te vormen, waarbinnen allen hun wezenlijke verbondenheid ervaren. Het zou in onze eeuw de historische op- dracht van de bisschop van Rome zijn aan dit verlangen tegemoet te komen en zijn primaatschap zo uit te oefenen dat die onderlinge verbondenheid, zonder van bovenaf opgelegd te zijn, door alle christe- nen ervaren kan worden. Het primaatschap heeft er altijd naar gestreefd zich aan te passen aan de nood der tijden, zij het niet immer met succes. Dat neemt de hoop niet weg dat Rome de tekenen van onze tijd zal verstaan om de oecumenische opdracht die aan de paus is toevertrouwd te vervullen. Het is die hoop die aanzet tot de dialoog. Jan Visser (em. Hoogleraar in de oude katholieke kerkstructuur te Utrecht) In 2004 werd op internationaal niveau de dialoog tussen de Rooms-katholieke Kerk en de Oud-katholieke Kerken hernomen. Inmiddels hebben drie zittingen plaatsgehad. De dialoog lijkt voorspoedig te verlopen. Jan Visser, deelnemer aan de dialoog vanuit de Oud-katholieke Kerk in Nederland, geeft de achtergrond aan van de oud-katholieke deelname aan de dialoog. Namen van oud-katholieke bisschoppen aan het begin van het verslag van de eerste oud-katho- lieke Bisschoppenconferentie van 1889.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=