Jaargang 68 Nummer 2

Pokrof 5 zijn. Uiteraard vond men dat hiertegen moest worden opgetreden. Om de godheid vandeZoonboven elke twijfel te verheffen werd voorgesteld de Zoon te betrekken bij het uitgaan van de Heilige Geest. Die zou dus niet meer alleen uitgaan van de Vader, maar van de Vader ‘en de Zoon’ – ‘Filioque’ in het Latijn. In 589 nam het Derde Concilie van Toledo deze formulering over. Vervolgens verspreidde deze aanvulling in de geloofsbelijdenis zich naar het Noorden, waar die door Karel de Grote enthousiast werd verwelkomd, en in 792 in de zogenoemde Karolingische Boeken werd opgenomen. Karels pogingen de regerende keizerin Irene van het Oost-Romeinse Rijk te huwen waren net mislukt, en daarom had Karel behoefte het gezag van Constantinopel aan te tasten. In 794 werd in Frankfurt een concilie gehouden, waar de besluiten van het Zevende Oecumenisch Concilie van 787, met name over de verering van de iconen, werden besproken. In die tijd was er al een taalscheiding opgetreden tussen het Oosten, waar Grieks de gangbare taal was en het Latijn in onbruik was geraakt, en het Westen, waar het Latijn de cultuurtaal was en het Grieks niet langer beheerst werd. In Frankfurt werd de discussie over de besluiten van het Zevende Oecumenische Concilie dan ook gevoerd aan de hand van een gebrekkige Latijnse vertaling van deze in het Grieks geformuleerde besluiten. Daardoor besloten de deelnemers aan het Concilie van Frankfurt de verering van de iconen niet over te nemen. De Oost-Romeinse keizer werd beschuldigd van ketterij: hij vereerde beelden, en aanvaarde het Filioque niet. Het ‘Filioque’ werd zo een theologische leerstelling waarmee het Karolingische Rijk zich tegenover het Oost-Romeinse Rijk ging profileren: de ‘Grieken’ werden nu van ketterij beschuldigd, omdat zij de geloofsbelijdenis in de originele vorm bleven gebruiken. Ja, op een gegeven moment werd zelfs beweerd dat zij het Filioque hadden geschrapt! In 808 schreef paus Leo III Karel de Grote dat hij, hoewel hij het ‘Filioque’ doctrinair juist achtte, deze toevoeging niet in de geloofsbelijdenis wilde opnemen. Toch bleef deze kwestie zeuren. In 1009 zond de pas gekozen paus Sergius IV een getuigenis van zijn geloof naar patriarch Sergius van Constantinopel, waarin het ‘Filioque’ was opgenomen. Hierop volgde weliswaar geen protest van de patriarch, maar de naam van de nieuwe paus nam hij niet in de diptieken (de officiële lijst van degenen met wie men in communio was en voor wie men bad) op, en dat is zo gebleven tot de dag van vandaag. In deze zin heeft de toevoeging van het Filioque aan de geloofsbelijdenis tot de scheiding tussen de Kerk van het Westen en die van het Oosten geleid. Aartspriester Theodoor van der Voort Vader Theodoor van der Voort is rector van de Russisch-orthodoxe parochie van de H.H. Eersttronende Apostelen Petrus en Paulus te Deventer. Icoon van Tweede Oecumenisch Concilie van Constantinopel (381).

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=