Jaargang 68 Nummer 2

Pokrof 4 Goddelijke Liturgie, heeft deze tekst een vaste plaats gekregen. Op dagen dat er geen Liturgie gevierd wordt, kan men in plaats daarvan de Typika bidden. Ook daar komt de geloofsbelijdenis in voor. Verder treffen we de geloofsbelijdenis aan in diensten waarin de H. Communie buiten de Goddelijke Liturgie wordt uitgereikt, zoals de ziekencommunie. Dit gebruik is al oud, getuige de vita van de H. Maria van Egypte († ca. 421), die in de Metten van de donderdag van de vijfde week van de Grote Vasten in haar geheel gelezen wordt. In dit verhaal van patriarch Sofronios van Jeruzalem († 638) krijgt deze vrouw, die zo’n 47 jaar in de woestijn geleefd had, op de avond van Witte Donderdag aan de oever van de Jordaan de H. Communie uit de handen van priestermonnik Zosima, die haar een jaar eerder door Gods genade in de woestijn was tegengekomen. In de vita lezen we dan: ‘Toen vroeg de vrouw hem de Geloofsbelijdenis te zeggen en het Gebed des Heren.’ We mogen dan ook vaststellen dat het ontvangen van het Lichaam en Bloed van Christus onlosmakelijk verbonden is met het belijden van ons geloof door het uitspreken van de geloofsbelijdenis. Waarom deze tekst ook een plaats heeft gekregen in het (monastieke) Middernachtelijk Gebed, en naar alle waarschijnlijkheid vandaaruit ook in de ochtendgebeden, is minder duidelijk. De geloofsbelijdenis, hoe belangrijk deze tekst ook is, is immers geen gebed, maar staat daar wel, als enig nietgebed, tussen de psalmen en gebeden. Met de geloofsbelijdenis wordt in de Oosters-orthodoxe Kerk heel eerbiedig omgegaan. Wanneer deze tekst in de Liturgie wordt gezongen of, in de Griekse traditie, wordt uitgesproken zet de celebrerende bisschop, archimandriet of gemijterde aartspriester zijn mijter af. In de Liturgie gebeurt dit eveneens bij het zingen van het Gebed des Heren. En zoals we net gezien hebben in de vita van de H. Maria van Egypte worden bij de uitreiking van de H. Communie buiten de Liturgie eveneens deze twee teksten uitgesproken. De tekst van de geloofsbelijdenis In de Orthodoxe Kerk is de tekst, vastgesteld op het Tweede Oecumenisch Concilie van Constantinopel (381), slechts op één punt aangepast. I.p.v. ‘Wij geloven…’ wordt nu gezegd of gezongen ‘Ik geloof…’ In de Orthodoxe Kerk is men vanmening dat alleen een nieuwOecumenisch Concilie het recht heeft de tekst van deze geloofsbelijdenis te wijzigen. In het Westen tilt men daar kennelijk minder zwaar aan, want de huidige Latijnse versie wijkt op drie punten af: 1: Deze afwijking is eerder curieus dan wezenlijk. In de passage over de Zoon staat ‘God uit God, Licht uit Licht…’. Dat ‘God uit God’ staat nìet in de tekst van de geloofsbelijdenis van Constantinopel, maar wél in die van Nicea uit 325. Het gaat dus hier niet om een wijziging achteraf, maar om het laten staan van enkele woorden uit een eerdere redactie. 2: In de originele tekst wordt het geloof uitgedrukt in één God, de almachtige Vader,… dan in één Heer, Jezus Christus,… vervolgens in de Heilige Geest,… en tenslotte in één heilige katholieke en apostolische Kerk. In de Latijnse versie is het voorzetsel ‘in’ er in de passage over de Kerk uitgehaald, waardoor men nu ‘één Kerk’ gelooft, i.p.v. ‘in één Kerk’. In het boek ‘Wij geloven’ wijzen beide hoogleraren op dit feit, en voeren voor dit schrappen taalkundige, historische en theologische argumenten aan. Rufinus (ca. 345-410) en Augustinus zouden hiervoor verantwoordelijk zijn geweest. De ruimte ontbreekt hier om daar dieper op in te gaan. 3: De derde afwijking is wezenlijk, en betreft het zgn. Filioque. Dit houdt in dat in de passage over de Heilige Geest in de huidige Latijnse tekst staat: En in de Heilige Geest, die Heer is en levend maakt, die uitgaat van de Vader en de Zoon… De cursief geplaatste woorden, in het latijn ‘Filioque’, zijn op een gegeven moment aan de geloofsbelijdenis toegevoegd, en hebben in de Orthodoxe Kerk voor veel ophef gezorgd. In de westerse Kerk heeft men ‘Filioque’ in de loop der eeuwen stevig in de theologie verankerd. Binnen de Orthodoxe Kerk kan het Filioque echter nog steeds op zijn minst op gefronste wenkbrauwen rekenen en in de meeste gevallen zelfs op een scherpe afwijzing. Het Filioque Het is zinvol na te gaan hoe het gekomen is dat in het Westen de tekst uit het Johannesevangelie, waarin Jezus zelf zegt dat de Heilige Geest van de Vader uitgaat (Joh.15:26) in de geloofsbelijdenis met het Filioque is uitgebreid. Na de Grote Volksverhuizing waren de Visigoten in Spanje terechtgekomen. Tot ontzetting van de Kerk daar kwam bij hen de ketterij van Arius uit het begin van de vierde eeuw nog voor: de valse leer dat de Zoon geen God zou

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=