Jaargang 68 Nummer 2

Pokrof 15 Antonius de Grote Antonius deGrotewerd geboren rond 251 in Koma, het huidige Qiman al-Arjas, in Midden-Egypte. Zijn ouders waren rijke grootgrondbezitters. Toen Antonius ongeveer tussen de 18 en 20 jaar oud was, stierven zijn ouders. Ze lieten hem achter met de zorg voor zijn jongere, ongetrouwde zus. Tevens erfde hij het aanzienlijke vermogen van zijn ouders. Op een dag kwamhij in een kerk waar het evangelie werd voorgelezen. De voorgelezen tekst was Mt 19, 21, waar Jezus volgens het Leven van Antonius zegt: ‘Als je volmaakt goed wilt zijn, vooruit, verkoop dan al wat je bezit, geef het aan de armen en komMij dan volgen. Je zult een schat in de hemel hebben.’ Antonius gaf sommige van de landerijen aan zijn mededorpsgenoten; de rest van zijn eigendom verkocht hij en gaf het geld aan fondsen voor de armen. De zorg voor zijn zus vertrouwde hij toe aan een groep van christelijke maagden. Zelf begon hij een ascetisch leven te leiden. Voor de volgende twee jaar bleef Antonius wonen in de omgeving en bracht de eerste jaren van zijn ascese door als de leerling van een plaatselijke kluizenaar. Antonius wordt wel beschouwd als de eerste monnik en als de eerste die een leven van eenzaamheid zocht in de woestijn. Maar er waren voorgangers. Zo waren er de zogeheten Therapeuten geweest, die in de eerste eeuw n. Chr. waren beschreven door de joodse filosoof Philo van Alexandrië en die een leven van volmaaktheid wilden leiden. Tot welke religie ze behoorden was onduidelijk. Er waren ook al christelijke asceten van wie de heilige Thecla een legendarisch voorbeeld was. Deze asceten hadden zich teruggetrokken op geïsoleerde plekken in de buitenwijken van de steden. Antonius zou dan besloten hebben deze traditie te overtreffen door naar de eigenlijke woestijn te trekken. Hij trok naar de Nitrische woestijn bij de huidige Wadi Natroen, op de rand van de Westelijke Woestijn, zo’n 95 kmtenwesten van de toenmalige Egyptische hoofdstadAlexandrië. Daar trok hij zich terug in een graf en verbleef hij ongeveer 13 jaar. Antonius hield een strikt ascetisch dieet aan, dat bestond uit alleen brood, zout enwater; hij onthield zich van vlees en wijn. Hij at maar een keer per dag en soms hield hij een vasten gedurende 2 à 4 dagen. Na 15 jaar sinds zijn aanvang als asceet, hij was toen 35 jaar oud, besloot hij zich terug te trekken uit de omgeving waar mensen woonden en te gaan wonen in absolute eenzaamheid. Hij ging de woestijn in naar een berg in de buurt van de Nijl, Pispir geheten. Daar leefde hij 20 jaar in een oud verlaten Romeins fort. Zijn voedsel bereikte hem over de muur. Pelgrims bezochten hem, maar hij weigerde hen te zien. Maar mettertijd vestigden zich mensen die zijn leerlingen wilden zijn in grotten en hutten rondom de berg. Zo ontstond er een kolonie van asceten die de geestelijke leiding van Antonius zochten. Op een gegeven moment gaf hij gehoor aan hun aanhoudende vragen en kwam hij uit zijn afzondering; dat was rond het jaar 305. Zo’n 5 à 6 jaar wijdde hij zich aan het onderricht en de organisatie van een grote groep monniken die rond hem was ontstaan. Hierna trok hij zich weer terug in wat het Leven van Antonius de binnenste woestijn noemt die lag tussen de Nijl en de Rode Zee. Hij ging wonen op een berg, Kolzim geheten, waar heden ten dage nog altijd het Koptisch-orthodoxe klooster van de heilige Antonius staat. Daar bracht hij de laatste 45 jaar van zijn leven door in afzondering, maar niet zo strikt als in Pispir. Hier ontving hij mensen en trok geregeld de woestijn door naar Pispir. Tijdens de vervolging onder keizerMaximinus rond 311 – hij was toen ongeveer 60 jaar oud – trok Antonius naar Alexandrië om – niet zonder gevaar voor eigen leven – degenen te bezoeken en moreel te steunen die gevangen genomen waren. Antonius was niet de eerste asceet of kluizenaar, maar hij wordt terecht ‘vader van het monnikendom’ genoemd omdat hij zijn leerlingen in een

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=