Jaargang 67 Nummer 5

Pokrof 2 3 A l vanaf het oudste begin namen de christenen het gebruik van de Joden over om de dag te heiligen met afzonderlijke gebedsmomen- ten. Naargelang de plaatselijke tra- dities van de verschillende ker- ken en ritussen kregen deze ge- bedsmomenten eigen vormen. Een zeer overzichtelijke vorm ontwikkelde zich in de Romein- se ritus. Bijna alle gebedsmo- menten hebben dezelfde vorm: hymne, psalmlezing, een korte schriftlezing, voorbeden en slot. De diensten bleven zo ta- melijk dicht bij de Schrift en ei- gen spirituele inbreng vanuit kloosters of heiligen kreeg wei- nig kans. In vergelijking daarmee laat de Byzantijnse traditie een hele ei- gen ontwikkeling zien. Steeds meer ontstond het gebruik om tussen de teksten van een psalm een gedicht in te lassen, of een lied, of een poëtische ontboezeming. Op dezemanier kon het eigene van een feest of feestdag extra worden onder- streept. Dit ontwikkelde zich tot een heel eigen systeem van ‘stichen’ en stichieren(ver- zen), met eigen melodieën of dichterlijke structuren. Heili- gen als Johannes van Damas- cus, maar soms ook minder be- gaafde dichters en zangers waren verantwoordelijk voor deze verzen. Op een gegeven moment werden deze verzen verzameld tot een eigen boek, het Sticherarion. In de vijftien- de eeuw werden, ook onder in- vloed van de uitvinding van de boekdrukkunst de diensten uniformer en meer vastgelegd. Toch behield het Byzantijnse getijdengebed een rijke keuze van deze dich- terlijke teksten. Gezien de plaats in de dienst kregen ze eigen namen: troparion, kon- dakion, megaly- narion, ikos, en zo voort, vaak met eigen poëti- sche structuren. Het boeiende van deze verzen is dat ze een feest of feestdag eigen accenten geven. Of bij- voorbeeld verwijzen naar de iconografie van het feest of juist niet. Ik geef een paar voorbeelden: Zo horen we in het koninklijke Derde Uur van Kerstmis (op de dag vóór Kerstmis): “Jozef, zeg ons. Hoe komt het dat gij haar die gij als maagd uit het heilig- dom ontvangen hebt zwanger naar Bethlehem leidt? ‘Ik heb’, zo spreekt hij, ‘de profeten on- derzocht en ben onderricht door een engel. Nu geloof ik dat Maria op een onzegbare wijze God zal baren, en dat de Wij- zen uit het Oosten zullen ko- men om Hem te aanbidden’…” Zien we hier niet een directe verwijzing naar de figuur van Jozef op de Kersticoon? In de Kleine Vespers vóór He- melvaart zien we als het ware een toneelstukje: “De Heer is opgestegen naar de hemel om aan de wereld de Helper te zen- den. Zijn troon staat klaar in de hemel, de wolken dienen als zijn voetbank. De engelen zijn verbaasd een mens te zien die hen te boven gaat… De Vader ontvangt Hem die van eeuwig- heid in zijn schoot was, de Geest geeft opdracht aan zijn boodschappers: ‘Deuren, ver- heft uw bovenbalk, alle volke- ren, klapt in de handen’, want Christus is opgestegen naar waar Hij eerst was.” En tenslotte een stukje dogma- tische theologie toegeschreven aan keizer Leo uit de Pinkster- vespers: “Komt volkeren, laat ons aanbidden in drie personen de enige God, in de Vader, de Zoon en de heilige Geest; want de Vader heeft buiten de tijd de Zoon verwekt, delend met hem dezelfde troon en dezelfde eeu- wigheid, en de heilige Geest is in de Vader, verheerlijkt met de Zoon, één enkele macht, één enkele godheid, één wezen, waarvoor wij gelovigen ons neerbuigen en zeggen: Heilige God… Heilige Drieëenheid, eer aanU”. JohanMeijer Byzantijnse Liturgie XXXIII: Troparion van Kerstmis in het Kerkslavisch.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=