Jaargang 67 Nummer 4

Pokrof 22 zei dat de wereld niet zal vergaan door kosmi- sche of militaire rampen, maar door verveling, door een gigantisch geeuwen, zo wijd als de hele wereld, waaruit dan de duivel te voor- schijn komt. De moderne wereld heeft het heilige terzijde gelegd; de meest doeltreffende manier om zich te verzetten tegen de uitein- delijke profanisering, is haar platvloersheid onthullen, haar schrale wezen, zodat ze al snel belachelijk wordt; trouwens, het belachelijke doodt, en de duivel weet dat – is het belachelijke niet onvermijdelijk een van zijn attributen? Een leek is ook iemand die het geloof bevrijdt van de ‘grote angst’ van de 20 e eeuw, de angst voor de bom, voor kanker, voor het commu- nisme, voor de dood; het geloof is altijd een zekere manier om de wereld te beminnen, een uiterste manier, doordat het zijn Heer volgt tot aan de Nederdaling ter Helle. “Het Koninkrijk is midden onder u” (Lc 17,21) betekent dat ook de hel onder ons is, dat hij ons omringt, voor ons uitgaat en ons volgt. In zekere zin is de moderne wereld al de hel, de plek die God buitensluit. Christus daalt erin af en elke leek wordt geroepen Hem te volgen, niet als een ‘toerist’, zoals Dante, zoals Péguy ironisch zegt, maar als getuige van het licht van Christus. Dat is misschien de betekenis van de woorden die Christus richtte tot de starets Silouan van de Athos: “Houd je geest in de hel en wanhoop niet.” De H. Antonius de Grote zei: “De hel bestaat zeer zeker, maar alleen voor mij ...”. De apokatastasis (het uiteindelijke en uni- versele herstel van de schepping) is geen doc- trine, maar een gebed. In ieder geval niet vanuit een theologisch systeem, maar mis- schien alleen uit de diepte van de hel, die de getuigen van Christus te boven komen, kan een schitterende, vreugdevolle hoop opkomen en zich doen gelden. “Omdat de goddelijke macht in staat is hoop te laten ontstaan waar geen hoop meer is, en een weg in het onmogelijke”, zoals de H. Gregorius van Nyssa zo prachtig zegt. Het christendom, in de grootheid van zijn belij- ders en martelaren, in de waardigheid van elke gelovige leek, is messianistisch, revolutionair, explosief. In het rijk van Caesar wordt ons be- volen te zoeken en dus te vinden wat er niet te vinden is: het Rijk Gods. De Koning is gekomen, Zijn Rijk is nabij. Deze opdracht betekent juist dat we de vorm van de wereld moeten veran- deren, zijn veranderlijke aanschijn moeten veranderen in de icoon van het Koninkrijk. De wereld veranderen betekent een overgang van wat de wereld nog niet heeft – en daarom is het nog deze wereld – naar waarin zij wordt veran- derd, en daardoor iets anders wordt: het Koninkrijk. Het belangrijkste beroep dat het Evangelie op ons doet is een oproep tot chris- telijk geweld, het enige dat het Rijk van God verovert. Als hij praat over de H. Johannes de Doper duidt de Heer op geweld. Want de H. Johannes is niet alleen getuige van het Koninkrijk, hij is al de plaats waar de wereld wordt overwonnen en waar het Koninkrijk al aanwezig is. Hij is niet alleen een stem die het aankondigt, hij is zijn stem, de vriend van de Echtgenoot is hij die zich kleiner maakt opdat de Ander, de goddelijke Menslievende, groter wordt en verschijnt. De echte leek is hij die, door zijn hele leven, door alles wat in hem tegenwoordig is, Hem die komt aankondigt; hij die, volgens de H. Gregorius van Nyssa, vol van ‘nuchtere dronkenschap’ iedere voorbijganger toeroept: “Kom en drink”, hij die met de H. Climacus dit gevleugelde vreugdevolle woord zegt: “Uw liefde heeft mijn ziel gewond, en mijn hart verdraagt zijn vlammen niet; ik kom u zin- gend tegemoet.” vertaling uit het Frans: Dolf Bruinsma Paul Evdokimov.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=