Jaargang 66 Nummer 4

Pokrof 1 9 alle exemplaren in beslag genomen. Na twee jaar procederen stelde de rechter de uitgever in het gelijk. In geschriften over Tsjaikovskij wordt uitvoerig ingegaan op zijn opera’s en symfonieën, maar de geestelijke muziek staat er wat apart. De biograaf David Brown weet er weinig raad mee. Voor westerse oren maakt ze een wat esote- rische indruk. HIj erkent dat de muziek func- tioneel is in de kerkdiensten, dat er een vrijere vorm van maatvoering wordt gebezigd, het tempo vaak traag is, en de dynamiek erg ruim. En verder: sterke eenvoud en magistrale waardigheid. En hoe ging het in Rusland? Een van de eerste uitvoeringen in Moskou, in 1880, werd druk bezocht, mede als gevolg van het publicitaire rumoer. De aanwezigen vonden het prachtig, vele keren moest de componist bij het applaus terugkomen. César Cui, een van de componis- ten van het “Machtige Hoopje” (met o.a. Moes- sorgskij en Rimskij-Korsakov), vond het een fraai koorwerk dat evenwel leed aan een teveel aan hoge stemmen, wel briljant maar met te veel herhalingen, en met meer decorum dan krachtige inspiratie. Het niet- sacrale werk vond hij beter. Tsjaikovskij was zeer bedroefd over wat Amvrosij, de vicaris van Moskou, in een artikel schreef: dat de combinatie van deze componist met de liturgie een beledi- ging was voor de Orthodoxie. Stel je voor dat een Joodse componist zoiets deed: het zou een bespotting zijn van de liturgie. Een gevolg van dit alles was wel dat de Russische componisten nu vrijer waren in hun omgang met de sacrale muziek. Rachmaninov zou daarvan profiteren. Tsjaikovskij schreef meer geestelijke muziek, onder meer een reeks van negen geestelijke koorzangen. En in 1881 kreeg hij van zijn uitgever het verzoek voor een uitgave van het complete werk van Bortnjanskij – tien delen moesten het worden. Hij kon er weinig inspiratie aan ontlenen. “Omdat de genereuze Pjotr Ivanovitsj me rijkelijk betaalt,” schrijft hij in een brief, “zou ik niet moeten klagen, maar de werken van Bortnjans- kij zijn zo armzalig van inhoud, het zijn er zo veel en ze zijn zo monotoon dat ik van tijd tot tijd in diepe wanhoop wegzink”. Het zal veel liefhebbers tegen de borst stuiten. Maar Tsjaikovskij had meer vreemde oordelen. Het werk van Brahms vond hij afschuwelijk, de Vliegende Hollander van Wagner lawaaierig en vervelend, en de opera’s in Bayreuth een hele zit. Hoe vergaat het de hedendaagse luisteraar? Even googelen levert al snel veertien uitvoe- ringen op. En wat de componist ook opmerkte over Byzantijnse stijl, de sfeer is rijkelijk romantisch. De eerste litanie voert je al door een reeks van stemmingen, en is meer een aparte compositie dan een litanie in samen- spraak met de priester. Het is mooi voor op het podium, ook kun je je nog een stemmige uit- voering in de kerk voorstellen, maar niet in de praktijk van een liturgie. Hoogstens kan dit met het Trisagion. Maar het is een prachtig werk. Zijn dood, zoals boven gezegd, bleef de biogra- fen bezig houden. Had hij, toen er nog cholera was, zomaar water uit de kraan gedronken, of was het een uitgelokte zelfmoord? Maar als je over zijn leven leest, moet je wel instemmen met een Engelse tijdgenoot: a lovable man . Dolf Bruinsma Schilderij van Pjotr Iljitsj Tsjaikovsky.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=