Jaargang 66 Nummer 1

Pokrof 1 1 Die van de Chaldeeën die de voorbijgaande dingen aanbidden, de Grieken met hun vreemde goden, goden die zich bovendien misdragen, de Egyptenaren met hun heilige dieren, en dan de Joden, die hun profeten miskenden en Christus uitleverden. Tovenaars, astrologen, funcionarissen proberen Josafat van zijn weg af te brengen, maar raken overtuigd van het ware geloof en gaan tot het christendomover. Het oudste manuscript van dit verhaal is in de 11 e eeuw in het Savvaklooster te Jeruzalem geschreven door de monnik Euthymius, gestorven in 1028. Hij zou het uit het Georgisch hebben vertaald. In de 16 e eeuw al consta- teerden reizigers de gelijkenis met de levens- beschrijving van Siddharta Boeddha – ook een koningszoon, die door zijn vader wordt opge- sloten. De koning, gewaarschuwd dat zijn zoon een asceet zou worden, laat hem opsluiten, maar Siddharta ontsnapt en leidt een ascetisch leven in de woestijn, na ontmoetingen met bedelaars, zieken en stervenden. Tenslotte beseft hij de sterfelijkheid, begrijpt het niets van alles wat bestaat en komt tot de ware wijsheid, het nirvana. Barlaäm heeft veel weg van deze Boeddha. De verhalen kwamen in Arabische kringen te- recht, en de typisch boeddhistische trekken: geloof in karma, wedergeboorte, het oplossen van het zelf in het nirvana, vervaagden. Ook is het interessant in dit verband naar de manicheeërs te kijken – een gnostische stro- ming in de eerste eeuwen van onze jaartelling, in Klein-Azië. Met een sterke nadruk op de strijd tussen licht en duisternis, goed en kwaad. Het oorspronkelijke licht is opgesloten in de materie, in het lichaam, en kan daaruit alleen bevrijd worden door celibaat, armoede en vegetarisme. Alleen een kleine groep uitver- korenen kan een zekere staat van zuiverheid bereiken. De stichter Mani (216-274) stelde zijn leer samen uit verschillende bronnen, en gegevens uit de Boeddha-legende komen ook in zijn geschriften voor. Ons verhaal kan door het manicheïsme zijn beïnvloed. Ook was het ver- haal bekend in orthodox-islamitische kringen, en vanuit Arabische versies ontstond de Geor- gische tekst, door Euthymius in het Grieks ver- taald. Onder de vele vertalingen die volgden, kennen we er ook een in het Provençaals, de taal van de katharen, die zich wel aangesproken voelden door de wereldverzakende teneur van het werk. Er is een studie waarin geprobeerd wordt kathaarse invloeden op de provençaalse versie aan te wijzen. Er is een andere studie die dit weerlegt. De Provençaalse vertaling houdt zich aan de kernpunten van het christendom. Wat voor publiek werd hiermee bereikt? Een “stichtelijk verhaal” noemt de vertaler het. Barläam en Josafat houdt het midden tussen een roman en een heiligenleven, en is sterk apologetisch. Je zou kunnen denken aan een tekst ter stichting, meditatie en overweging. Dolf Bruinsma Laat-middeleeuwse prent: Josafat ziet een kreupele man als hij terugkeert naar het paleis.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=