Jaargang 65 Nummer 1

Pokrof 1 3 Mijn leven kan ik mij niet voorstellen zonder tweedehands boekhandels. Daar kocht ik enige tijd gele- den voor € 6 een boekje van Helen Waddell, ‘Beasts and Saints’. Zijn eerste druk beleefde dit boek in 1934. Helen Waddell was in 1889 geboren in Tokio, als jongste dochter van het gezin van een presbyteriaanse dominee en missionaris. Ze werd later een van de eerste Engelse vrouwen met een academische carriè- re in Belfast, Oxford en Londen. Ze scheef toneelstukken en kende diverse talen, waaronder Chinees. Maar het meest interesseerde haar de antieke en middeleeuwse Latijnse taal en literatuur. Ze stierf in 1965. Wat Helen Waddell in de Latijnse bronnen vond aan verhalen over dieren en heiligen, verzamelde ze in bovengenoemd boek. Ik vond daar een prachtig verhaal over de heilige Hiëronymus en een leeuw. Men beeldt Hiëronymus in de westerse christelijke kunst daarom vaak af met een leeuw. Hij werd geboren rond 347 in Dalmatië en is gestorven in een klooster bij Bethlehem in 420. Hij geldt als een van de vier belangrijkste ‘westerse’ kerkvaders. Hij is vooral bekend om de Vulgaat, zijn gezaghebbende Bijbelvertaling uit het Hebreeuws en Grieks naar een voor zijn tijd toegankelijk soort Latijn. De heilige Serafím van Saróv verstond zich goed met wolven en beren, met wie hij samenleefde in de afgelegen bossen rond zijn kluis. Zo’n goede relatie tussen heiligen en dieren is een universeel thema; het bestaat niet alleen in de christelijke traditie. De Arabische literatuur kent het verhaal van Laila (nacht) en Madzjnoen (gek van liefde). Madzjnoen kan hij zijn geliefde Laila maar niet bereiken. Hij trekt zich ontredderd terug uit de beschaafde wereld die hem niet begrijpt. Hij gaat de wildernis in, maar hij is daar toch niet totaal alleen. Hij sluit vrede met de dieren en de dieren rondom hem sluiten ook vrede met elkaar. Zo begint in die totale ontreddering toch het paradijs, dat door vreedzame rela- ties tussen de mensen, tussen de dieren en tussen mens en dier onderling gekenmerkt wordt. Madzjnoen krijgt in de woestijn inspiratie en zingt er zijn mooiste liederen. De heilige Hiëronymus liep eens zijn klooster uit om een gast te ontvangen. Hij werd benaderd door een leeuw die mank liep. De leeuw kon niet spreken, maar toonde de heilige wel zijn gewonde poot. Hiëronymus bracht hem naar het klooster. Zijn medebroeders verzorgden hem. Toen de leeuw genezen was, wilde hij niet meer weg uit het klooster – hij kreeg ‘roeping’, zou je kunnen zeggen – en leefde er als een tam huisdier. Hiëronymus overlegde met zijn medebroeders: ‘Hoe kunnen we onze leeuw een taak geven die nuttig is voor ons en die aansluit bij zijn mogelijkheden? Want ik weet zeker dat God ons deze leeuw als een geschenk gezonden heeft.’ Men stelde de leeuw daarom aan als herder en bewaker van de ezel van het klooster, die hout uit het bos naar het klooster bracht. de leeuw en de ezel

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=